De Lepelaar is verrassend algemeen op de Vogelplas Starrevaart. De
soort is het hele zomerhalfjaar aanwezig, van februari tot
november. De voorjaarstrek, in februari en vooral maart, was in de
eerste jaren nooit erg opvallend. Het maximum aantal betreft 8 ex. op
3-3-1991 en 10-3-1991. Dit is veranderd met de voltooiing van de
Vogelplas in 1995. De soort is in het voorjaar veel talrijker
geworden. Op 14-4-1996 zijn zelfs 35 ex. gezien. In dat jaar zijn ook
2 paar in de weer met nestmateriaal gezien. Dit heeft overigens niet
tot nestbouw geleid. Verder overzomert de soort sinds 1996 met zo'n 10
ex.. De vogels foerageren in de polders in de omgeving en komen op de
Vogelplas slapen.
In de nazomer, vooral in juli, lopen de aantallen hoog op. Er worden
dan veel juveniele vogels gezien, soms ook families met nog bedelende
jongen. De 1%-norm, die voor de Lepelaar 30 bedraagt, wordt in deze
periode regelmatig overschreden, in 1998 en 1999 zelfs met een factor
3.
De Lepelaar is op de Vogelplas Starrevaart veel talrijker dan
indertijd in de Meeslouwerpolder. Daar werden de grootste aantallen in
augustus en september gezien, met een maximum van 16 ex. op
28-8-1975. Dit was net onder de toen geldende 1%-norm, die 20
ex. bedroeg. Zoals de grafiek laat zien nemen de juli-maxima nog
steeds toe. Dit hangt wellicht samen met de recente toename van de
Lepelaar in Nederland, van 571 paar in 1992 naar 722 paar in 1994
[6] en 1126 paar in 1997.
Er is één winterwaarneming: 1 juveniel op 1-1-1994. De vogel cirkelde
enkele malen over de Vogelplas, en vloog toen in zuidelijke richting
door. Dezelfde winter werd ook een Lepelaar bij Delfgauw gezien
[8].