Home
English
Introductie
Nieuws
Logboek
Ringen
Avifauna
Excursie
Kalender
Rapporten
Tellen
Pers
Politiek
Beheer
Gastboek
Links

Het tellen van vogels

Sjaak Schilperoort
20 februari 1998

19-10-1998 - Dank aan Lex van Groningen voor aanvullingen op de tekst.


Dit artikel is in zijn oorspronkelijke vorm verschenen in het maart-nummer van de nieuwsbrief Natuur op het Web van IVN Leiden, samengesteld door Henk Merts.


Inhoud


Inleiding

Af en toe leid ik een excursie op de Vogelplas Starrevaart. Een vraag die steevast wordt gesteld is: "Hoe weet je dat je een vogel niet al hebt geteld?". Het antwoord is niet zo gemakkelijk. Vaak weet ik inderdaad niet zeker of ik een vogel of zelfs een groep vogels al heb geteld. Ik baseer me wat dit betreft op de ervaring die ik in de loop der jaren heb opgebouwd. Voor een beginner voor wie herkenning van vogels al een probleem is kan dit een geheimzinnig proces zijn. In dit stuk zal ik hierover wat uit de doeken doen op basis van mijn ervaring met het tellen van vogels. Iedereen die dit leest moedig ik aan om een en ander zelf in de praktijk te toetsen. Vogels tellen is een spannende bezigheid, die het "vogelen" naar een hoger niveau kan brengen.

Hoe en wanneer de interesse voor vogels en het bestuderen ervan gewekt wordt is voor iedereen verschillend. Zelf ben ik in 1979 begonnen. Toen leerde ik mijn vrouw en ook haar familie kennen. Zij bleken op de zondagse wandelingen op het landgoed de Horsten alle vogels moeiteloos te herkennen. Na een paar keer wilde ik zelf ook wel als eerste een vogel ontdekken. Vanaf dat moment was ik verkocht. Al snel had ik een kijker en een vogelgids aangeschaft. Op zoek naar leuke plekken ontdekte ik de Meeslouwerpolder. Dat was toen nog een paradijs voor vogels en dus ook voor vogelaars. De Vogelwerkgroep Vlietland was daar actief. Zij voerden systematisch tellingen uit. Vanaf 1981 ben ik daaraan mee gaan doen. Ik tel sinds 1987 ook in de Vogelplas Starrevaart, zowel de winter- en trekvogels als broedvogels.

Doel van het tellen

Het leuke van vogels is dat ze veelzijdig in hun gedrag zijn, goed te observeren en overal aan te treffen. Het bestuderen van vogels kan op verschillende manieren en op verschillende plaatsen. Je kunt je hierbij verschillende doelen stellen. Een aantal voorbeelden:

  • zoveel mogelijk soorten zien in een bepaald gebied (b.v. Nederland)
  • zoveel mogelijk soorten zien op een vakantie
  • de vogeltrek in kaart brengen (b.v. door de duinen of over zee)
  • wintervogels tellen
  • broedvogels tellen

Iedereen heeft een eigen voorkeur voor wat nu leuk is. Voor broedvogels tellen moet je niet opzien tegen vroeg opstaan. Goede zeetrek valt vaak op dagen met erg guur weer. Vogels tellen vergt vaak enige discipline. Wat belangrijk is: door systematisch te tellen beleef je het vogels kijken veel intensiever. Door te tellen kijk je zorgvuldiger, en zie (en hoor!) je derhalve meer en meer bijzondere vogels.

Beginnen

Om vogels te tellen moet je in staat zijn om vogels te herkennen. Het makkelijkst leer je dat door mee te gaan met ervaren vogelaars. Soms geven organisaties als het IVN of vogelwerkgroepen cursussen. Dit is een snelle manier. Schroom ook niet om op vogeltochten andere vogelaars vragen te stellen. De meeste vogelliefhebbers willen graag hun kennis delen en ook bijzondere vogels aanwijzen! Schaf een goede kijker (van 8x40 tot 10x50, niet te zwaar) en eventueel telescoop (b.v. 20x60) aan. Kies ook een goede veldgids. De Jonsson ("Vogels van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten" door Lars Jonsson) is heel goed, maar wat lijvig. De nieuwe Tirion ("Gids Europese Vogels" door Heinzel, Fitter & Parslow) is ook goed, en op een wandeling wat makkelijker mee te nemen.

Kennis van het gedrag van vogels is belangrijk. Goede trekdagen en stuwing langs de kust zijn te verwachten bij stabiel weer met oostelijke wind, bij invallende vorst of sneeuw en soms bij naderende depressies. Vogeltrek is in de vroege ochtenduren het meest intensief. Zeevogels laten zich vaak pas goed zien bij een stevige west- tot noordwestelijke wind. Zangvogels zijn in de vroege ochtenduren het meest actief. De Vogelplas Starrevaart fungeert buiten het broedseizoen voor veel vogels als slaapplaats. De ene soort slaapt 's nachts en is vooral 's ochtendsvroeg te zien (kleine zwaan, grutto, lepelaar). Andere soorten slapen er overdag (smient, kuifeend) en zijn vooral 's middags aanwezig. Weer andere soorten zijn 's ochtends en 's avonds tijdens de slaaptrek te zien (bonte kraai, roek). Als je dit weet kun je het tijdstip van het bezoek afstemmen op de vogels die je wilt zien.

Geluiden

Bij het ontdekken van vogels is het vrij essentieel om de geluiden te kennen. Zodra je de algemene soorten op geluid kan herkennen ontdek je ook sneller de meer bijzondere soorten, "de krenten in de pap". Het tellen van broedvogels gaat grotendeels op het gehoor. Ook het thuisbrengen van trekvogels gaat met kennis van het geluid veel gemakkelijker. Het leren van vogelgeluiden kan door de vogel waarvan je het geluid niet thuis kan brengen ook in beeld zien te krijgen. Na verloop van tijd ga je de vogel aan het geluid herkennen zonder dat je hem ziet. Af en toe meegaan met kenners of excursies kan dit erg versnellen. Dit geldt vooral voor het leren van trekroepjes. Het kan ook helpen door opnames van vogelgeluiden aan te schaffen. Voor zang en roepgeluiden zijn de 4 CD's "All the bird songs of Britain and Europe" heel goed. Voor het leren van de vaak onbekendere trekroepen zijn er de 2 cassettetapes van "Oiseaux de France, Migrateurs et Hivernants". Ook op Internet zijn vogelgeluiden te raadplegen.

Als je erg veel telt ga je niet alleen de vogels herkennen aan de roep, maar leer je ook de betekenis ervan kennen. Veel sperwers ontdek ik door de speciale roep die soorten als spreeuw en koolmees laten horen. Op die manier heb je veel extra ogen!

Tellen lijkt zo onderhand een bezigheid te zijn die een gedegen studie vereist, maar laat je door dit alles vooral niet afschrikken! Het leren ontdekken en herkennen van vogels is net zo leuk en spannend als het tellen. Simpelweg beginnen is de beste leerschool. Tellen van vogels dwingt je daarbij tot goed kijken, en is dus op zichzelf al een goede leerschool. Aan een grote groep smienten die 's middags op de Vogelplas Starrevaart zit is bij oppervlakkig kijken niet bijzonders te zien. Bij het nauwkeuriger tellen pik je vanzelf de brilduikers mee die ertussen zwemmen, en misschien ook die roerdomp die op de achtergrond tegen het riet aan staat.

Tellen van groepen

Hoe ga je nu te werk bij het tellen van grote groepen vogels? Het is een gegeven dat iedereen die van een grote groep vogels het aantal moet schatten een te klein getal noemt. Je bent snel geneigd om de grootte van een groep te onderschatten. Dit speelt een rol bij het schatten van aantallen trekkende ganzen die zich moeilijk afzonderlijk laten tellen. Ook bij groepen verblijvende vogels kan dit optreden. Tellen van grote groepen gaat het best door eerst een 100-tal of 1000-tal te tellen, en dan dit aantal af te passen op de rest van de groep. Dit geeft erg snel een eerste indruk. Die snelheid kan belangrijk zijn als er kans op verstoring aanwezig is en je niet weet hoeveel tijd je hebt om te tellen. Na een eerste ruwe schatting kun je nog eens nauwkeuriger tellen. Mijn ervaring is dat dat het best gaat door 10 of 20-tallen ineens te tellen. Meestal valt deze telling hoger uit dan de eerste. Bij spreeuwen of meeuwen op een slaapplaats is het maken van een ruwe schatting vaak de enig mogelijke manier van tellen.

Sommige tellingen vinden noodgedwongen plaats onder moeilijke omstandigheden. Een bijvoorbeeld hiervan is het tellen van meeuwen op een slaapplaats. In de Meeslouwerpolder is er 's winters zo'n slaapplaats. Voor de kokmeeuw hoort deze slaapplaats bij de grootste van Nederland! De meeuwen komen vaak pas in de schemering aan. Diverse soorten maken tegelijk van de slaapplaats gebruik (kokmeeuw, stormmeeuw en zilvermeeuw). Nauwkeurig tellen is dan vaak niet mogelijk. Het is vaak nog wel mogelijk om een goede schatting te maken. Wat je kunt doen is de verhouding van de soorten zo goed mogelijk vaststellen zolang je de soorten nog uit elkaar kunt houden. Als het daarvoor te donker is blijf je tijdens het arriveren van de meeuwen zo goed mogelijk het totale aantal vogels schatten. Tezamen met de soortverhouding geeft dit een goede schatting van het gebruik van de slaapplaats per soort. Op dezelfde manier kun je ook de samenstelling man/vrouw in grote groepen eenden, b.v. smienten, vaststellen. Schat eerst de grootte van de hele groep. Neem dan een representatief deel, stel door een telling de verhouding man/vrouw vast, en pas die verhouding op de hele groep toe.

Noteren

Bij het tellen hoort ook noteren. Waarnemingen staan dan niet meer op zichzelf, maar kunnen in relatie worden gebracht met veranderingen in de tijd, in het gebied of in het klimaat. Dit maakt de afzonderlijke waarnemingen meer waardevol. In de simpelste vorm noteer je alles wat je waarneemt in een dagboek. Op verschillende manieren kun je uit de waarnemingen trends halen. Een aardig boekje dat wat richtlijnen geeft en idee? om er later ook nog wat mee te doen is Vogels leren kennen van Hugh Galagher, een uitgave van de Nederlandse Vereniging van de Bescherming van Vogels (homepage verdwenen). Sommige tellingen vereisen een speciale manier van tellen en noteren. Bij trektellingen is het gebruikelijk om de waargenomen vogels per kwartier te noteren. Broedvogeltellingen zijn het meest intensief. Hierbij teken je per bezoek iedere vogel die broedgedrag vertoont in op een plattegrond. Na 10 tot 15 bezoeken kun je deze tellingen per soort uitwerken. Deze manier van tellen is het meest specialistisch.

Een goede manier om waarnemingen meer toegankelijk te maken is om ze elektronisch vast te leggen. Via Internet is daarvoor software te verkrijgen. Ook de meeste vogel-CD ROM's die momenteel uitkomen bevatten een programma om waarnemingen mee vast te leggen. Zelf heb ik voor de Vogelwerkgroep Vlietland een eigen programma geschreven, waarmee ik alle tellingen die de Vogelwerkgroep Vlietland uitvoert vastleg. Hieruit vallen gemakkelijk gegevens als maandmaxima te genereren. Het vormt de basis van de rapportage. Zie bijvoorbeeld de vogelkalender van de Vogelplas Starrevaart.

Een belangrijke manier om je waarnemingen meerwaarde te geven is om ze door te geven! In de meeste gebieden die voor vogels aantrekkelijk zijn is ook een vogelwerkgroep actief. Deze vogelwerkgroepen organiseren excursies en co?dineren tellingen. Soms ook dragen ze bij in onderhoudswerk. In ieder geval zijn ze ge?teresseerd in telgegevens. De vogelwerkgroepen rapporteren meestal zelf over de tellingen. Vaak ook geven ze de gegevens door aan provinciale of landelijke organisaties, zoals het SOVON. Als je bijdraagt aan tellingen ontvang je vaak gratis de rapportage over deze tellingen. Het is erg leuk om in een landelijk rapport over wintervogels in Nederland een dikke stip op de kaart van Nederland te kunnen herleiden tot een gure januari-middag met 20.000 kokmeeuwen in de Meeslouwerpolder!

Voor de mensen die vooral in bijzonderheden zijn ge?teresseerd is de Dutch Birding Association (DBA) interessant. Deze club houdt zich bezig met waarnemen, herkennen en vastleggen van zeldzame vogels. Het DBA biedt naast een tweemaandelijks tijdschrift o.m een vogellijn voor hotnews en de Dutch Birding Travel Report Service (DBTRS, Postbus 737, 9700 AS Groningen) voor een goede voorbereiding van vogelvakanties. Ook maakt het DBA deel uit van de commissie die waarnemingen van zeldzame vogels beoordeelt (CDNA).

Vogelgebieden

Vogels tellen wordt spannend als er in een gebied ook leuke soorten zijn te verwachten. Wat dat betreft zijn we in het westen van het land goed bedeeld. De soortenrijkdom is in veel gebieden erg hoog. Hierbij een lijstje met goede vogelgebieden in de regio Den Haag. Het lijstje is niet volledig, en vooral gebaseerd op mijn eigen ervaring. Aarzel niet om zelf op ontdekkingstocht te gaan.

  • Vogelplas Starrevaart. In 1995 voltooid, maar nu al zeer rijk aan broedvogelsoorten (geoorde fuut, dodaars, snor, waterral) en trekvogels, 's winters slaapplaats voor o.a. kleine zwaan.
  • Vlietland, vooral Meeslouwerpolder. Zandwinplas. Vriest zelden dicht, dus vooral bij strenge vorst een toevluchtsoord voor allerlei soorten watervogels.
  • Duinen. Niet overal vrij toegankelijk. Vooral in voorjaar en zomer interessant. Over de omgeving van Katwijk is een recentelijk een boekje verschenen van de Vogelwerkgroep Katwijk.
  • Landgoed de Horsten. Vooral in het voorjaar en zomer interessant. Broedvogels: onder meer fluiter, ijsvogel, kleine bonte specht en wespendief.
  • Kijkduin (het duin "de Vulkaan" aan het eind van Savornin Lohmanlaan) en de kust bij Monster: voorjaars- en vooral najaarstrek. Alle soorten van Nederland worden daar wel eens gezien, in erg wisselende maar soms heel spectaculaire aantallen.
  • Zuidpier Scheveningen en bij storm de Pier. Erg goed voor het zien van zeevogels, vooral bij stevige westen/noordwestenwind. Telescoop en warme kleding aanbevolen.

Tenslotte

Mensen die enthousiast zijn geworden over de Vogelplas Starrevaart en van plan zijn daar regelmatig te komen kunnen hun waarnemingen en telgegevens naar mij opsturen. Bij mij zijn ook voorbedrukte telformulieren te krijgen. Elektronisch indienen kan ook, zie hiervoor de de rubriek tellingen. Ook reacties en aanvullingen op dit artikel zijn welkom.