|
De Kleine Zwaan op de Vogelplas Starrevaart23 oktober 1994 InleidingE? van de vogelsoorten die 's winters prominent aanwezig zijn op de Vogelplas Starrvaart is de Kleine Zwaan. De aantallen die in het gebied aanwezig zijn, bedragen meer dan 1% van de totale Europese populatie. Dit maakt de Vogelplas voor deze soort tot een gebied van internationaal belang. Reden om eens meer in detail te kijken naar het voorkomen van de Kleine Zwaan op de Vogelplas. Aan bod komt het voorkomen van de soort op de Vogelplas, de aantalsontwikkelingen van de populatie, het broedsucces van de soort en recente projekten met halsringen. Voorkomen op de Vogelplas StarrevaartVoor de Kleine Zwaan was de Meeslouwerpolder sinds 1974 een belangrijke slaapplaats. Nu de Meeslouwerpolder door de ontzanding niet meer aantrekkelijk is, is die functie overgenomen door de Vogelplas Starrevaart. Figuur: maandmaxima van de Kleine Zwaan op de In het eerste jaar na aanleg van de eerste fase van de Vogelplas is de soort slechts ?nmaal vastgesteld, 2 ex. op 24-3-1988. Vanaf de tweede winter echter heeft de soort de Vogelplas `ontdekt'. De grootste aantallen zijn aanwezig in de maanden november, als de soort vanuit Denemarken in Nederland arriveert, tot en met februari. Het maximum aantal vogels dat op de slaapplaats is geteld bedraagt 250 op 29-12-1991. De laatste jaren zijn in januari de aantallen het hoogst. Het gemiddelde van de januari-maxima van de laatste drie jaar bedraagt 210 ex.. De waarnemingen van grotere aantallen vogels zijn 5-2-1989: 213 ex., 26-12-1989: 167 ex., 29-12-1991: 250 ex., 12-1-1992: 245 ex. en 2-2-1992: 174 ex.. In onderstaande tabel staan per jaar de laatste waarneming aan het eind van de winter en de eerste waarneming aan het begin van de winter.
Gebruik van het gebiedDe Vogelplas Starrevaart fungeert voor de Kleine Zwaan vrijwel uitsluitend als overnachtingsgebied. De vogels arriveren doorgaans ver na zonsondergang, en vertrekken 's ochtends weer. Soms is het vertrek al voor zonsopgang, maar meestal ?n tot twee uur daarna. Dat is doorgaans geen gevolg van verstoring op de Vogelplas. Met name tijdens vorstperioden blijft de soort 's ochtends langer aanwezig. Overigens worden op de Vogelplas niet de gehele winterperiode dezelfde aantallen geteld; soms verschijnt de soort in het geheel niet op de slaapplaats en andere keren gaat het slechts om enige tientallen exemplaren. Mogelijk overnachten de vogels dan in het foerageergebied, of benutten ze andere slaapplaatsen, zoals het Noord-Aa gebied bij Zoetermeer [1]. Overdag foerageert de soort in het uitgestrekte omliggende poldergebied. Jaap van der Linden heeft in de winter van '93-'94 tellingen uitgevoerd in het foerageergebied, dat zich rondom Weipoort bevindt [2]. Het maximum aantal Kleine Zwanen dat hij bij de tellingen heeft vastgesteld bedraagt 311 ex.. Omvang van populatieHet belang van de Vogelplas Starrevaart voor de Kleine Zwaan is groot. De wereldpopulatie bedraagt 36.000 vogels, waarvan er 20.000 in Japan overwinteren en 16.000-17.000 in Europa [3]. Van de Europese vogels overwintert ongeveer de helft in Nederland [4]. Met een maximum van 250 ex. herbergt de Vogelplas Starrevaart dus meer dan 1% van de Europese populatie. Recentelijk lijkt de soort toe te nemen. Op de Russische toendra's is een toename van de hele populatie geconstateerd [3]. Blijkens de midwintertelling van het SOVON [5] is de soort in Nederland toegenomen van 12.000 ex. in '88-'90 naar 16.363 ex. in '92/'93. Uit de wintervogeltellingen die de provincie Zuid-Holland organiseert [6] kwam een toename naar voren van 582 ex. in '87/'88 tot circa 1750 ex. in '90/'91. De groei van de populatie komt ook naar voren in de grafiek van het voorkomen van de Kleine Zwaan op de Vogelplas; de aantallen zijn vanaf '91/'92 het hoogst. De aantallen zijn daarbij ook hoger dan destijds in de Meeslouwerpolder; daar was het maximum 174 ex. op 21-1-1983. BroedsuccesHet percentage juveniele vogels dat wordt gezien verschilt van jaar tot jaar sterk, zoals onderstaande tabel laat zien. De tellingen betreffen uitsluitend die tellingen waarbij het aantal juvenielen kon worden vastgesteld. Dit kan niet altijd, soms vertrekken de vogels al in het donker.
Er is een duidelijke relatie tussen de groepsgrootte en het percentage juvenielen. Hoe kleiner de groep, hoe groter het percentage juveniele vogels. In '90/'91 werd de Vogelplas slecht bezocht, het percentage jonge vogels was echter het grootst. Dit kan erop duiden dat de Vogelplas bij voorkeur door families Kleine Zwanen wordt bezocht. Dit houdt weer in dat voor een betrouwbare schatting van het percentage juvenielen van de populatie die van de Vogelplas gebruik maakt, vooral naar grote groepen moet worden gekeken. Als we alleen groepen van meer dan 100 ex. in beschouwing nemen, krijgen we de volgende percentages: '88/'89: 16%, '89/'90: 17%, '91/'92: 11%, '92/'93: 3%, '93/'94: 5%. Nu zijn de schommelingen veel kleiner, en bovendien komt een duidelijk dalende tendens naar voren. De recente toename van de soort lijkt derhalve niet een gevolg te zijn van verbeterd broedsucces maar van betere omstandigheden in de overwinteringsgebieden. De groep van 311 ex. die in '93/'94 bij Weipoort is geteld bestond voor 7% uit juvenielen; dit is in overeenstemming met de Vogelplas, waar het percentage in dezelfde periode 5 ࠶% bedroeg. Halsringen
In 1992 zijn op de broedplaatsen in de Petsjora Delta in Siberi렳00 Kleine Zwanen geringd met blauwe halsringen [7]. Vanaf 1985 zijn in Nederland en Duitsland ca. 300 Kleine Zwanen geringd, eerst met pootringen, de laatste jaren met gele halsringen [8]. Sommige van de geringde vogels worden ook op de Vogelplas Starrevaart gezien. Door de vaak geringe afstand zijn de ringen meestal goed af te lezen, tenzij de vogels voor zonsopgang vertrekken. De volgende tabel geeft een overzicht van de afgelezen ringen.
Het aantal Kleine Zwanen met blauwe halsringen bedraagt 300 op de 17.000 vogels, oftewel 1.8%. Als wordt aangenomen dat deze vogels zich uniform over de overwinteringsgebieden verspreiden, en dat de populatie die van de Vogelplas gebruik maakt zo'n 300 Kleine Zwanen telt, zouden ongeveer vijf vogels van blauwe halsringen voorzien moeten zijn. Dit blijkt aardig overeen te komen met de tellingen op de Vogelplas; in de winter van '93/'94 zijn drie verschillende blauwe ringen afgelezen. Het aantal met gele halsringen `gesierde' Kleine Zwanen bedraagt zo'n 150 op de 8000 in Nederland aanwezige vogels, ook 1.8%. Dit betekent dat je eenzelfde aantal gele halsringen als blauwe halsringen zou verwachten. Dit klopt niet met de waarneming van slechts ?n gele halsring op de Vogelplas Starrevaart. Een mogelijke verklaring is het feit dat de vogels voor een deel in de overwinteringsgebieden in Noord-Nederland zijn geringd. Deze vogels verschijnen niet in Zuid-Nederland. De herkomst van de zwarte halsring (met geel opschrift) is niet bekend. De ringprojekten maken het mogelijk de herkomst na te gaan van de vogels die op de Vogelplas overnachten. Van de 311 Kleine Zwanen die in '93/'94 in de omgeving van Weipoort zijn geteld, werd slechts ?n met een halsring waargenomen. Helaas was de afstand te groot om de ring af te lezen. Op de Vogelplas zijn in dezelfde winter vijf verschillende ringen afgelezen. Dit betekent dat de populatie bij Weipoort niet of slechts ten dele op de Vogelplas overnacht, en dat de vogels op de Vogelplas ook uit andere gebieden afkomstig zijn. Nauwkeuriger tellingen in de regio kan wat dat betreft uitsluitsel geven. Referenties
|
|