|
Broedvogels in de Vogelplas Starrevaart in 199725 februari 1998 InleidingDit is het tiende verslag over de broedvogelinventarisaties in de Vogelplas Starrevaart. Net als in voorgaande jaren is de Vogelplas Starrevaart in 1997 op broedvogels ge?ventariseerd volgens de BMP-methode van het SOVON, een soort territoriumkartering. De tellingen zijn door Sjaak Schilperoort verricht. Naast de Vogelplas Starrevaart zelf wordt ook de randbebouwing langs de Vliet en de bosaanplant van Staatsbosbeheer (SBB) ten zuiden van de Vogelplas geteld (zie figuur 1). Om de vogelontwikkelingen goed te kunnen duiden is eerst een beschrijving van het gebied opgenomen. Hierna volgt de beschrijving van het broedvogelbestand en van de belangrijkste ontwikkelingen daarin. Tot slot wordt de stand van de `vaste schaarse broedvogels? beschreven. Dit zijn de vogelsoorten die de Meeslouwerpolder tot een bijzonder gebied maakten. De Vogelplas Starrevaart is aangelegd ter vervanging van de natuurwaarden van de Meeslouwerpolder. De stand van de vaste schaarse broedvogels vormt een graadmeter voor het welslagen daarvan. Gebiedsbeschrijving
In figuur 1 is een kaartje van het gebied weergegeven zoals het er in het voorjaar van 1997 bijlag. De Vogelplas Starrevaart zag er in 1997 in vergelijking met het jaar daarvoor behoorlijk anders uit. Dit kwam vooral door het verschil in waterstand. In het voorjaar van 1996 was het waterpeil -3.50 m NAP, waardoor de slikplaat grotendeels drooglag. Dit bood goede broedgelegenheid voor soorten als kleine plevier, kluut en visdief die massaal tot broeden kwamen. Het lage waterpeil hield verband met de werkzaamheden rondom de aanleg van de Vogelplas Starrevaart in de winter ervoor. Bij het ontwerp en beheer van het gebied is echter in een hoger waterpeil voorzien. Hierbij hoort de slikplaat in het broedseizoen net onder water te staan. Dit is nodig om begroeiing van de slikplaat te voorkomen. In 1997 was het waterpeil de beoogde -3.30 m NAP. Dit was 20 cm hoger dan in 1996 en de slikplaat stond onder water. Gevolg was dat de pioniersoorten, kleine en bontbekplevier, kluut en visdief, in 1997 geheel ontbraken. Een andere verandering in het terrein betrof het oppervlak aan riet. In de winter van 1997 is een deel van het rietveld gemaaid. In figuur 1 is dit deel gearceerd weergegeven. Het areaal aan droog rietveld nam hierdoor af van 6,0 naar 4,4 ha. Dit had zijn weerslag op het aantal rietvogels; het aantal paren rietzangers en kleine karekieten daalde met een derde. BroedvogelstandEr broedden in 1997 minder soorten op de Vogelplas Starrevaart dan het jaar ervoor. De stand gaat, van 72 naar 63 broedvogelsoorten. De soorten die verdwenen zijn vooral de pioniersoorten en van enkele rietvogelsoorten. In tabel 1 is een overzicht opgenomen van alle broedvogelaantallen. Door de hoge waterstand deden alle futensoorten het goed. De fuut steeg van 10 naar 15 paar. De geoorde fuut handhaafde zich met 8 paar en de dodaars met 4 paar. Soorten als grauwe gans (van 5 naar 8 paar) en wilde eend (van 45 naar 56 paar) namen fors in aantal toe. De hoge waterstand zorgde voor een record aantal rallen in het gebied. De waterral nam toe tot 3 paar. Voor het eerst vestigde zich ook een porseleinhoen. Een mannetje had een territorium in door de hoge waterstand ondergelopen grassige stroken. In de zomer is een sterk verzwakte jonge vogel geraapt. De vogel was vliegvlug dus kan ook van elders zijn gekomen. Zoals gemeld zijn de soorten die kale vlakten als broedbiotoop prefereren verdwenen. Het gaat hierbij om de visdief (84 paar), kluut (17 paar) en kleine plevier (9 paar). Al deze soorten kwamen in 1996 bijna uitsluitend op de slikplaat tot broeden. Een paartje kleine plevieren vond een alternatieve broedplaats op de zanddijk die bij de werkzaamheden rond de verbreding van rijksweg A4 langs de snelweg is neergelegd. Niet alleen de pioniersoorten zagen broedbiotoop verloren gaan. Hetzelfde geldt ook voor soorten als bergeend (van 4 naar 1 paar), kuifeend (van 39 naar 33 paar) en tafeleend (van 31 naar 19 paar). Deze soorten hadden in 1996 een geschikte broedplaats in de begroeiing langs de westrand van de slikplaat. In 1997 was deze plek niet meer geschikt. De smient was wel weer aanwezig; het hele broedseizoen werd een mannetje gezien, maar geen vrouwtje of jongen. De weidevogels gaan hard achteruit. Voor deze soorten is de Vogelplas Starrevaart veel minder geschikt dan het grasland dat er voor 1995 lag en waaruit de Vogelplas Starrevaart is aangelegd. Dat de vogels nog niet meteen uit het gebied zijn verdwenen zal met plaatstrouw te maken hebben. De broedvogels van de voormalige graslanden keren terug naar dezelfde plek, ook al is de geschiktheid daarvan sterk afgenomen. Zo bezetten de kievit en de scholekster nu nog allerlei kleine hoekjes grasland. De kievit broedt ook op de ringdijk. Met het langzaam aan verdwijnen van de oude broedvogels zal de stand van de weidevogels in het gebied nog enige tijd verder dalen.
Sperwer en buizerd waren in 1997 weer present. De sperwer was zowel in bosaanplant als langs de Kniplaan aanwezig. Vermoedelijk heeft de soort alleen op laatste plek ook een nest gehad. De bruine kiekendief leek in de Vogelplas een vestigingspoging te doen, maar heeft uiteindelijk alleen in de Meeslouwerpolder gebroed (daar minstens 2 nesten). De torenvalk heeft na enige jaren afwezigheid weer eens in de nestkast langs de Vliet gebroed. In de bosaanplant was wederom een ransuil aanwezig. De soort die het in 1997 het best deed is de kokmeeuw. De soort nam toe van 138 tot maar liefst 185 paar. Net als in 1996 broedde de kokmeeuw op het begroeide deel van de slikplaats (op drijvende nesten en langs de buizen) en in het rietveld naast de schuilhut. Daarnaast vormde de soort in 1997 een nieuwe kolonie op het gemaaide droge rietveld aan de zuidzijde van de plas. De stormmeeuw was ook weer present met 4 paar. De zwartkopmeeuw was in het gebied aanwezig tot begin mei (en voldeed daarmee aan de SOVON-criteria voor een broedgeval) maar heeft niet gebroed. De kleine mantelmeeuw en zilvermeeuw hebben overzomerd, maar kwamen evenmin tot broeden. De rietvogels zijn schaarser dan vorig jaar. De kleine karekiet gaat van 65 naar 44 paar en de rietzanger van 32 naar 21 paar. Dit komt vooral doordat in de winter een deel van de droge rietpercelen is gemaaid. Het baardmannetje ontbrak (juist tijdens de landelijke inventarisatie van deze soort). De soort heeft wel overwinterd, maar aan het eind van de winter verdwenen ze. Twee vogels zijn dood gevonden. Ook de blauwborst ontbrak als broedvogel. De snor handhaaft zich met 2 paar. De zwaluwen zijn sterk achteruitgegaan, de boerenzwaluw van 31 naar 13, huiszwaluw van 7 naar 1 paar. De oorzaak is niet bekend. Vaste schaarse broedvogelsFiguur 2 geeft een grafiek met de ontwikkeling van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor de Meeslouwerpolder en de Vogelplas Starrevaart. De vaste schaarse broedvogels zijn gedefini?rd als de soorten die voor 1985 in de Meeslouwerpolder jaarlijks of vrijwel jaarlijks tot broeden kwamen, en die in Zuid- en Noord-Holland tot de vrij schaarse (minder dan 1.000 broedparen) tot zeer schaarse (minder dan 10 broedparen) broedvogels behoren. Deze vaste schaarse broedvogels zijn dodaars, roerdomp, krakeend, zomertaling, wintertaling, tafeleend, bruine kiekendief, torenvalk, waterral, porseleinhoen, engelse gele kwikstaart, sprinkhaanzanger, snor, grote karekiet, braamsluiper en baardmannetje. In figuur 2 is met vertikale lijnen het tijdstip gemarkeerd waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop de Vogelplas is aangelegd. Aangegeven is het gemiddelde van het totale bestand aan vaste schaarse broedvogels van de Meeslouwerpolder om de laatste jaren voor het onder water zetten van het gebied, te weten 78 paren. Dit gemiddelde vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart.
Vergeleken met 1996 neemt het aantal paren vaste schaarse broedvogels af, van 62 naar 50. Deze afname komt vooral door de achteruitgang van de tafeleend. Deze soort gaat van 33 naar 19 paar, en heeft daarmee een groot aandeel in het totaal aantal broedparen. Verheugend is de vestiging van het porseleinhoen. De soort is voor het eerst als broedvogel aanwezig. |
|