|
Broedvogels in de Meeslouwerpolder en de Starrevaartpolder in 199423 oktober 1994 InleidingDit is het zevende verslag over de broedvogelinventarisaties in de Meeslouwerpolder en het gebied van de Vogelplas Starrevaart (in aanleg). Hier wordt naar dit gebied gerefereerd als de Starrevaartpolder, offici?l maakt het gebied deel uit van de Gecombineerde Starrevaart- en Damhouderpolder. Het ziet er naar uit dat 1994 het laatste jaar is waarin een gedeeltelijk aangelegde vogelplas is ge?ventariseerd; in het najaar zal met de verdere aanleg worden begonnen. Een groot gedeelte van het terrein zal dan een ander karakter krijgen. Nagenoeg alle weidegebied zal verdwijnen. Daarvoor in de plaats komt op de korte termijn vooral water en slik, en op de wat langere duur rietvelden en moeras. Met die terreinsverandering zal ook de broedvogelpopulatie veranderen. De vergelijking met eerdere jaren van de Vogelplas, en ook die met de aktuele situatie in de Meeslouwerpolder wordt dan minder interessant. Het is dan ook weinig zinvol om door te gaan met een volledige inventarisatie van de Meeslouwerpolder als de Vogelplas Starrevaart voltooid is. Veel zinniger is het om de gegevens te vergelijken met de vroegere Meeslouwerpolder, met name met de ontwikkeling die daar sinds 1969 en tot 1985 heeft plaatsgevonden. Toen ontstond een natuurgebied dat model staat en de norm vormt voor de Vogelplas Starrevaart. Dit alles is echter vooruitlopen op de zaak. In 1994 is de situatie als in voorgaande jaren: een verdere afname van het broedbestand in de Meeslouwerpolder en stilstand, in ieder geval voor de vaste schaarse broedvogels, in het gebied van de Vogelplas. Net als in voorgaande jaren zijn de Meeslouwerpolder en de Starrevaartpolder in 1994 ge?ventariseerd op broedvogels volgens de BMP-methode van het SOVON, een soort territoriumkartering. In de Meeslouwerpolder is het werk van Jaap Hooijmans die het gebied de laatste jaren inventariseerde, overgenomen door Wim Hooijmans. De Starrevaartpolder is wederom door Sjaak Schilperoort geteld. Meeslouwerpolder
De ontwikkelingen in de Meeslouwerpolder lieten de laatste jaren een achteruitgang van het totaal aantal territoria van 10% per jaar zien. In 1993 leek het bestand zich te stabiliseren, maar in 1994 is de afname wederom zo'n 10%. De fuutachtigen doen het in de Meeslouwerpolder niet best. De fuut gaat van 24 naar 15 broedpaar en de dodaars broedt voor het eerst sinds 1982 niet meer in het gebied. De geoorde fuut was in 1993 al verdwenen. Een aantal soorten die het op de Vogelplas Starrevaart goed doen, doen het ook goed in de Meeslouwerpolder. De kuifeend gaat van 6 naar 9 broedpaar, en de fitis van 50 naar 72. Die 72 is net onder het tot nu toe vastgestelde maximum voor het gebied (73 in 1985). Wat de riet- en moerasvogels betreft is het beeld niet eenduidig. Sommige wat zeldzamere broedvogels handhaven zich, de bruine kiekendief met 1 paar, de blauwborst met 2 paar. Ook is de sprinkhaanzanger opnieuw verschenen, met 2 paar. De algemenere soorten, bosrietzanger, rietzanger en vooral de rietgors, blijven achteruit gaan. De kleine karekiet vormt in 1994 de enige uitzondering. De vink heeft sinds 1982 weer voor het eerst in het gebied gebroed. Starrevaartpolder
In 1994 waren vier nieuwe broedvogelsoorten te noteren, waarmee de broedvogellijst van de Vogelplas Starrevaart sinds 1987 op 85 soorten komt. E? van de nieuwe soorten is een exoot, de indische gans. De andere nieuwelingen zijn de stormmeeuw, met een paartje op de dijk van de Vogelplas, de grote bonte specht, bij een huis aan de Oostvlietweg, en de buidelmees. Van de laatste soort is alleen een mannetje gezien en gehoord, het is niet zeker of de soort daadwerkelijk gebroed heeft. Van de watervogels valt de vooruitgang van de duikeenden op. Zowel de tafeleend (van 9 naar 12 paar) als de kuifeend (van 13 naar 24 paar) nemen fors toe. De dodaars daarentegen heeft in 1994 voor het eerst sinds de aanleg van de plas in 1987 niet gebroed. De meeste weidevogelsoorten gingen in 1994 achteruit. Het betreft vooral de kritische soorten als zomertaling, grutto en tureluur. Hetzelfde geldt voor de graspieper en de witte kwikstaart. De achteruitgang heeft voor een deel te maken met veranderingen in het terrein. In 1994 is een gedeelte van een weideperceel afgegraven waarbij de grond via rijplaten in het perceel is afgevoerd. In dat perceel hebben zich geen weidevogels meer gevestigd. De rand van genoemde afgraving werd door het grondverzet wel geschikt voor de visdief en de kokmeeuw. Een aanzienlijke kolonie vestigde zich aldaar. Bij een telling werden 22 nesten van de kokmeeuw en 14 nesten van de visdief genoteerd. Een gerichte meting van het broedsucces heeft niet plaatsgevonden, maar het gering aantal jongen dat bij twee tellingen in de kolonie is gezien duidt erop dat het broedsucces niet hoog is geweest. Reden kan zijn dat de kolonie mede door de ligging gemakkelijk verstoord kon worden. Diverse malen is betreding van de kolonie vastgesteld. Ook het hooien van het perceel en later het weiden van vee kan verstorend zijn geweest. De roofvogels deden het net als in 1993 met vier soorten weer goed. De bruine kiekendief heeft op dezelfde plaats als vorig jaar gebroed, drie jongen zijn uitgevlogen. De combinatie van 2e-jaars mannetje en volwassen vrouwtje maakt het waarschijnlijk dat het hetzelfde paar is geweest als in 1993, toen een 2e-jaars mannetje en een 3e-jaars vrouwtje hebben gebroed (een 4e-jaars vrouwtje heeft het volwassen kleed). Ook de sperwer heeft op dezelfde plek gebroed als in 1993, en zelfs in hetzelfde nest, wat vrij ongewoon is voor de soort. De legdatum was vrij laat, rond 18 mei. De grootte van het legsel lag met vier eieren onder het gemiddelde van de soort. Drie eieren zijn uitgekomen, maar slechts ?n jong is uitgevlogen. Onder het nest werden plukresten van een of twee jonge sperwers aangetroffen. De buizerd werd net als in 1993 het hele broedseizoen in het gebied aangetroffen, zonder dat een nest is gevonden. Wellicht heeft de soort net buiten het gebied gebroed. De rietvogels gaan licht vooruit; wat dat betreft is de blijvende aanwezigheid van de blauwborst en de toename van het baardmannetje van 1 naar 2 paar verheugend. Van de overige zangvogels nemen vooral de winterkoning (van 12 naar 18) en de fitis (van 29 naar 39) toe. Beide soorten zijn in 1994 ook in de wilgenopslag in het rietveld aangetroffen. Zangvogels die achteruitgaan zijn de spotvogel, van 7 naar 2, en de huiszwaluw, van 19 naar 13. De laatste soort lijkt na een hoogtepunt van zo'n 40 nesten in 1991 en 1992 langzaam te verdwijnen. Vaste schaarse broedvogelsFiguur 1 geeft een grafiek met de ontwikkeling van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor beide gebieden in de loop van de tijd. De schaarse vaste broedvogels zijn dodaars, roerdomp, krakeend, wintertaling, tafeleend, bruine kiekendief, waterral, porseleinhoen, sprinkhaanzanger, snor, grote karekiet en baardmannetje.
Gemarkeerd zijn het tijdstip waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop het eerste gedeelte van de Vogelplas is gerealiseerd. Aangegeven is het gemiddelde van het vaste schaarse broedvogelbestand van de Meeslouwerpolder (71 paren) voor het onder water zetten van het gebied. Dit gemiddelde vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart. Zoals in de inleiding is aangegeven is de vogelstand, ook die van de twaalf vaste schaarse broedvogelsoorten, vrij stabiel in beide gebieden. Dit blijkt ook uit figuur 1. Beide gebieden herbergen nu een aantal vaste schaarse broedvogelparen dat al een aantal jaar op een gelijk peil blijft. Het aantal soorten is 6 van de 12 voor de Vogelplas Starrevaart, met in totaal 24 van de te bereiken 71 paren. In de Meeslouwerpolder treffen we 4 van de 12 soorten aan, met in totaal 10 paren. Het oppervlak aan geschikt terrein voor die soorten is momenteel in beide gebieden vrij klein. Wat dat betreft moeten we onze hoop nu richten op de komende jaren. De inrichting van de Vogelplas, afgestemd op juist deze twaalf soorten, moet in 1995 eindelijk zijn beslag gaan krijgen. Het gelijk, dat we (ongelukkig genoeg) hebben gekregen met betrekking tot de achteruitgang van de stand in de Meeslouwerpolder, hopen we nu ook te krijgen voor wat betreft de vogelpopulatie in de voltooide Vogelplas Starrevaart! |
|