|
Broedvogels in de Meeslouwerpolder en de Starrevaartpolder in 199325 december 1993 InleidingDit is het zesde verslag over de broedvogelinventarisaties in de Meeslouwerpolder en het gebied van de Vogelplas Starrevaart (in aanleg). Hier wordt naar dit gebied gerefereerd als de Starrevaartpolder, offic?el maakt het gebied deel uit van de Gecombineerde Starrevaart- en Damhouderpolder. Net als in voorgaande jaren zijn de Meeslouwerpolder en de Starrevaartpolder in 1993 ge?ventariseerd op broedvogels volgens de BMP-methode van het SOVON, een soort territoriumkartering. In de Meeslouwerpolder is dit gedaan door Jaap Hooijmans en in de Starrevaartpolder door Sjaak Schilperoort. Ook de Hofpolder is dit jaar geteld, door Rien Vlak. De gegevens zijn echter nog niet uitgewerkt en kunnen hier dus niet worden bijgevoegd. De verslaggeving is evenals voor 1992 wat summier, omdat de ontwikkelingen in beide gebieden sinds enige jaren hetzelfde blijven: een verdere afname in de Meeslouwerpolder en stilstand in het gebied van de Vogelplas. De verwachting die ik in 1992 uitsprak dat de Vogelplas Starrevaart eindelijk voltooid zou worden was te optimistisch. Ook in 1994 zal het er niet van komen, dit ondanks het feit dat de laatste gronden die nodig zijn voor de verdere aanleg van de Vogelplas inmiddels zijn onteigend. Meeslouwerpolder
Dit jaar is het voor het eerst sinds het onder water zetten van het natuurgebied in de Meeslouwerpolder in 1985, dat het aantal territoria niet met 10% afneemt. Dat lijkt erop te wijzen dat er inmiddels een dieptepunt is bereikt. Bij bestudering van de broedvogeltabel valt echter op dat de rietvogels en de meeste eenden nog steeds in aantal afnemen. Dit wordt gecompenseerd door enkele zangvogelsoorten die door de zachte winters goed gedijen, zoals winterkoning en heggemus en de toename van de wilde eend en de fitis. De geoorde fuut, vorig jaar al verdwenen uit de Vogelplas Starrevaart, broedde in 1993 ook niet meer in de Meeslouwerpolder. De bruine kiekendief was daarentegen nog steeds succesvol; voor de tweede maal in de afgelopen jaren hebben twee paartjes met succes gebroed. Een opvallende ontwikkeling vertoonde de blauwborst, die dit jaar bijzonder talrijk was in het gebied. In de Meeslouwerpolder broedden in 1993 3 paartjes. Net als vorig jaar broedden de meeste futen (dit jaar 18 van de 24 paren) in een kolonie die zich in het onder water staande wilgenbos aan de kant van de Kniplaan bevond. Ook de helft van de meerkoeten broedde in dit bos. StarrevaartpolderDe resultaten van de broedvogelinventarisatie van de Starrevaartpolder zijn verzameld in tabel 2. Onder `Starrevaartpolder' wordt niet alleen het gerealiseerde deel van de Vogelplas verstaan. Ook het weidegebied ten noordoosten van de plas, waar de rest van de Vogelplas moet verschijnen, de bosaanplant vlak ten zuidwesten van de plas en de boerderijen langs de Vliet vallen eronder. Det gebied is wat oppervlakte en landschapselementen betreft vergelijkbaar met de vroegere Meeslouwerpolder.
In 1993 zijn er diverse werkzaamheden in het gebied geweest. De meeste hadden een ongunstig effect op de broedvogelstand. Het meest ingrijpend was het feit dat er door het warme en zonnige vroege voorjaar heel erg vroeg is gemaaid. Rond 1 mei waren de bij de weidevogels meest geliefde percelen al gemaaid. Vrijwel alle grutto's zijn daarna uit het gebied verdwenen. Van de grutto zijn geen jongen gezien, het broedsucces is waarschijnlijk nul geweest. Ook het aantal broedparen scholeksters vergeleken met eerder jaren sterk afgenomen. Vroeg in het jaar is het rietveld aan de Vlietzijde van de Vogelplas gemaaid. Het grootste gedeelte van dit rietveld bestond uit ruigte van grassen en wilgen met verspreid riet. Onbedoeld is echter bij de maaiwerkzaamheden ook de strook vochtig, oud rietland aan de zuidzijde opgeruimd. Dit deel van het rietveld vormde in de afgelopen jaren het zwaartepunt in de verspreiding van de kleine karekieten. Over het hele gebied genomen is de soort is desondanks nog steeds toegenomen. Dit wordt veroorzaakt doordat de bestaande rietvegetaties steeds dichter worden. Rond 1 juli, aan het eind van het broedseizoen, waren er nogmaals maaiwerkzaamheden in het rietveld, bedoeld om de aanwezige vegetatie van veenmos te behouden. Dit tijdstip was wat vroeg aangezien ter plaatse bosrietzangers broedden; onbekend is of de jongen al waren uitgevlogen. Tot 1 maart is er vlak naast de Vogelplas grondverzet geweest. Die hing samen met de werkzaamheden aan een rivierwatertransportleiding van de DZH die dit jaar langs de Kniplaan is gelegd. Het gevolg van deze werkzaamheden was dat ter plekke de oppervlakte aan riet af is genomen ten gunste van de oppervlakte aan kaal terrein. Prompt verschenen, na in 1992 afwezig te zijn geweest, de kluut, de kleine plevier en de visdief als broedvogel. Ook de kokmeeuw heeft daar gebroed. Rond 1 juni is het groepje bomen bij het viaduct over de rijksweg A4, vooral bestaande uit oude en hoge populieren, door Rijkswaterstaat gekapt. In eerdere jaren was dit de broedplaats van de torenvalk; ook in 1993 was dit waarschijnlijk het geval. De torenvalk is na de kap niet meer in het gebied gezien. Het opruimen van bijna alle afrastering rond de Vogelplas heeft een toename van de betreding tot gevolg gehad. In het gebied worden weer regelmatig bezoekers te paard, fiets of tractor gezien. Dit jaar waren enkele spectaculaire vestigingen van nieuwe broedvogelsoorten te noteren. Op de Vogelplas zelf waren dat de roerdomp, de bruine kiekendief en het baardmannetje. De roerdomp is sinds 1989 als broedvogel uit de Meeslouwerpolder verdwenen en het baardmannetje sinds 1990. Het paartje bruine kiekendieven betrof een onvolwassen paar, beide vogels waren 2e-jaars, en derhalve nog onervaren broedvogels. Ze brachten desondanks met succes twee jongen groot. In de bosaanplant hebben de buizerd en de sperwer zich gevestigd. Het buizerdpaar heeft een nest gebouwd en bebroed, maar het na korte tijd weer verlaten. De vogels waren daarna nog wel in het gebied aanwezig, wellicht hebben ze elders gebroed. Het sperwerpaar heeft drie jongen grootgebracht. Andere nieuwe verschijningen in 1993 waren de nijlgans, de roodborst en mogelijk de staartmees. Het paartje staartmezen, dat met jongen rondvloog, zou hetzelfde kunnen zijn als het paar dat in de Meeslouwerpolder is waargenomen. Het aantal broedsoorten in het gebied kwam met al deze nieuwelingen en met de terugkeer van de pioniersoorten op 64, een record voor het gebied. Opvallende vooruitgang is te constateren voor de fitis, die (net als in de Meeslouwerpolder) met meer dan 50% toeneemt, en de rietvogels. De toename van de rietvogels wordt veroorzaakt door het toenemen van het oppervlak dicht riet. Soorten waar het minder goed mee gaat zijn slobeend, houtduif en huiszwaluw. De slobeend is als weidevogel wellicht ook het slachtoffer van het vroege maaien geworden. De huiszwaluw lijkt na het hoogtepunt in 1991 op zijn retour, wellicht door het nagenoeg ontbreken van slikkig terrein, nodig bij de nestbouw. Voltooiing van de Vogelplas, en daardoor het ontstaan van nieuwe slikvelden, zou ook voor deze soort een gunstig effect kunnen hebben, ConclusiesFiguur 1 geeft een grafiek met de ontwikkeling van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor beide gebieden in de loop van de tijd.
Gemarkeerd zijn het tijdstip waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop het eerste gedeelte van de Vogelplas is gerealiseerd. Aangegeven is het gemiddelde van het vaste schaarse broedvogelbestand van de Meeslouwerpolder (71 paren) voor het onder water zetten van het gebied. Dit gemiddelde vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart. Het totaal aantal vaste schaarse broedvogels over beide gebieden bedraagt de laatste drie jaar ongeveer 30. Meer dan de helft van zowel het aantal soorten als het aantal paren van deze waardevolle broedvogels, is door de voortgaande achteruitgang in de Meeslouwerpolder en de vertraging in de volledige aanleg van de Vogelplas verloren gegaan. Als we uitgaan van de intentie die de provincie Zuid-Holland indertijd had om de vogels twee jaar de tijd te geven zich in het nieuwe vogelgebied te vestigen alvorens met zandwinning te starten, bedraagt de vertraging in 1993 inmiddels al een decennium! |
|