|
Broedvogels in de Vogelplas Starrevaart in 200214 november 2002
SamenvattingHet lage waterpeil in het voorjaar van 2002 zorgde voor veel droogvallend slik. Vooral kokmeeuw, kluut, kleine plevier en visdief profiteerden hiervan. Ook de rietvogels deden het goed, met een lichte toename voor vrijwel alle soorten. Het resultaat was dat in 2002 meer broedparen zijn vastgesteld dan ooit tevoren. De vaste schaarse broedvogels, doelsoorten voor het gebied, laten een beeld zien dat identiek is aan voorgaande jaren. Door het ontbreken van nat riet is het gebied voor een belangrijk deel van deze soorten nog immer niet aantrekkelijk. InleidingHet gebied is in 2002 voor het vijftiende opvolgende jaar volledig ge?ventariseerd. De tellingen zijn door Sjaak Schilperoort verricht. Alle in het wild broedende vogels zijn geteld door middel van het vaststellen van de broedterritoria volgens de BMP-methode van het SOVON. De inventarisatie omvat de Vogelplas Starrevaart zelf, de randbebouwing langs de Vliet en de bosaanplant van Staatsbosbeheer (SBB) ten zuiden van de Vogelplas. De begrenzing wordt gevormd door de Kniplaan, de Vliet, Rijksweg A4 en de zuidelijke begrenzing van de bosaanplant, doorgetrokken tot aan de Vliet. Dit hele gebied is qua oppervlakte en samenstelling goed vergelijkbaar met de Meeslouwerpolder destijds. BroedvogelstandIn de tabel hieronder is het aantal broedparen van 2002 weergegeven, samen met de broedresultaten van de twee voorafgaande jaren.
InterpretatieIn 2002 is een aantal broedparen vastgesteld van 1121. Dit is meer dan alle voorgaande jaren. Wat hier heeft meegespeeld is dat in 2002 het waterpeil in het voorjaar was verlaagd. Dit is gedaan om groei van het natte riet te bevorderen. Door het lage peil kwam de slikplaat grotendeels droog te staan. Ook aan de noordzijde vielen stroken slik droog. Enkele soorten hebben onmiddellijk geprofiteerd van deze omstandigheid. Hiertoe behoren de pioniersoorten onder de broedvogels, visdief, kluut en kleine plevier. De omstandigheden waren ook gunstig voor de kokmeeuw. Deze vier soorten vertegenwoordigen met 353 broedparen bijna een derde van het broedbestand. Ook de bontbekplevier, in Nederland een vrij schaarse broedsoort, kwam weer tot broeden. Dit was de derde keer sinds 1987, en net als de eerdere keren ook succesvol.
De grauwe gans breidt zich niet langer uit in de Vogelplas Starrevaart, maar neemt nog wel toe bij de Meeslouwerplas. De soort broedt nu ook in allerlei ruige stukjes in het landelijke gebied tussen Voorschoten en Zoetermeer. Tussen de grauwe ganzen is nog altijd 1 indische gans aanwezig. In een rietplasje bij de Meeslouwerplas vertoonde deze territoriumgedrag, maar aanwijzingen voor een (gemengd) broedgeval zijn er niet. Bij de Vogelplas kwam wederom een canadese gans tot broeden. Jongen zijn niet gezien. Een derde escape is de rosse stekelstaart. Hiervan verbleven in 2002 6 paartjes. Dit was meer dan ooit tevoren, maar uiteindelijk is slechts bij 2 paar ook broedsucces vastgesteld. In 2001 vertrokken de geoorde futen massaal midden in het broedseizoen. In 2002 kreeg dit een vervolg. Er arriveerden in het voorjaar nauwelijks vogels. Uiteindelijk heeft een enkel paar laat in het seizoen nog een jong grootgebracht. Ook de bruine kiekendief liet het afweten. Volgens het maaischema dat in het beheersplan is vastgelegd zouden percelen aan de beurt zijn die nu juist aantrekkelijk zijn voor deze soort. Besloten is om het perceel waar de soort eerder tot broeden kwam over te slaan. Helaas heeft dit niet geholpen. De soort kwam wel weer tot broeden bij de Meeslouwerplas.
Onder de zangvogels deden de rietvogels het in 2002 erg goed. De blauwborst heeft met 6 paar gebroed. Dit is een record voor het gebied. Bij de Meeslouwerplas broedden nog eens 6 paar. De bosrietzanger was aanwezig met 16 paar. Dit is een aantal dat alleen werd overtroffen in 1991 en 1992 toen de soort algemeen was in de nog jonge bosaanplant. Rond de Vogelplas Starrevaart zelf is dit aantal niet eerder vastgesteld. De kleine karekiet zette met 77 paar de opmars voort naar de topaantallen van 1995. Na dit topjaar zijn bij de voltooiing van de aanleg van de Vogelplas Starrevaart enkele rietpercelen verdwenen, en zakten de aantallen iets in. In 2002 verscheen de soort eindelijk in het nieuw ontstane riet, met name in de noodoosthoek. Hetzelfde verhaal gaat op voor de rietgors die ook een goed broedjaar achter de rug heeft. Het aantal van 19 broedpaar is een evenaring van 1994. De rietzanger handhaafde zich op het hoge peil van de eerdere jaren. De soort blijft wat verspreiding betreft vrijwel beperkt tot het droge rietveld in de zuidwesthoek. Een aantal soorten is wel in het broedseizoen waargenomen maar kwam niet tot broeden. De smient, soms een overzomeraar, was nu vanaf half mei vertrokken. Van de sperwer werd geen nest gevonden. Wel zijn baltsende vogels gezien, en ook een vogel die met prooi richting Leidschendammerhout vloog. Kennelijk heeft de soort buiten het telgebied gebroed. Ook werden af en toe volwassen haviken gezien, en na het broedseizoen ook een juveniele vogel. De soort heeft vermoedelijk aan de overzijde van de Vliet gebroed. Het gehele broedseizoen waren oeverzwaluwen aanwezig. Zij kwamen van een kolonie van 23 nesten in Starrenburg II, een wijk in aanbouw in Voorschoten. Op de plas werden in het vroege voorjaar regelmatig zwartkopmeeuwen gezien. Sommigen bleven langere tijd, waaronder een baltsend 2kj paartje. Geen van de vogels zijn in het broedseizoen gebleven. Na het broedseizoen werd wel een 1kj vogel gezien.
In de Meeslouwerplas is niet structureel geteld. De soorten die hier zeker tot broeden kwamen omvatten onder meer blauwborst (6 paar), snor (3 paar), waterral (1 paar) en bruine kiekendief (2 paar). Onduidelijk is of ook de ijsvogel heeft gebroed. Er zijn van het hele voorjaar waarnemingen, maar juist niet in de voor BMP relevante periode. Vlak na het broedseizoen zijn wel meer dan twee vogels tegelijk gezien, bij de plas achter het parkeerterrein in de zuidoosthoek van het gebied. Vaste schaarse broedvogelsFiguur 1 geeft de ontwikkeling weer van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor de Meeslouwerpolder en de Vogelplas Starrevaart. De vaste schaarse broedvogels zijn gedefinieerd als de soorten die voor 1985 in de Meeslouwerpolder jaarlijks of vrijwel jaarlijks tot broeden kwamen, en die in Zuid- en Noord-Holland tot de vrij schaarse (minder dan 1.000 broedparen) tot zeer schaarse (minder dan 10 broedparen) broedvogels behoren (zie ook notitie Bancken). Deze vaste schaarse broedvogels zijn dodaars, roerdomp, krakeend, zomertaling, wintertaling, tafeleend, bruine kiekendief, torenvalk, waterral, porseleinhoen, engelse gele kwikstaart, sprinkhaanzanger, snor, grote karekiet, braamsluiper en baardmannetje, 16 soorten in totaal. De Vogelplas Starrevaart is aangelegd voor behoud van de riet- en moerasvogels. Onderstaande figuur is derhalve betrokken op genoemde soorten, met uitzondering van torenvalk, engelse gele kwikstaart en braamsluiper. In de figuur is met verticale lijnen het tijdstip gemarkeerd waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop de Vogelplas is voltooid. Aangegeven is de gemiddelde stand van de vaste schaarse broedvogels van de Meeslouwerpolder in de jaren voor het onder water zetten van het gebied (1981 t/m 1983), te weten 71 paren. Deze stand vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart. De stand van de vaste schaarse broedvogels verandert weinig. Het aantal soorten is gedaald van 8 naar 5, doordat dodaars, bruine kiekendief en baardman in 2002 niet hebben gebroed. Het aantal broedparen (46, norm is 71) blijft vrijwel gelijk. Het aantal paren wordt vooral door de stand van de krakeend en tafeleend bepaald (39 van de 46 paren). In 2002 is geprobeerd om de groei van nat riet te bevorderen door het waterpeil in het voorjaar te verlagen. Het natte riet moet vooral aan de Kniplaanzijde verschijnen, aan de noordkant van de plas. De actie lijkt vooralsnog niet veel positief effect te hebben gehad. Een actie om tegelijkertijd op het droogvallende slik rietwortels aan te brengen is niet doorgegaan. Plannen om de noordelijke oever te beschermen tegen hoge golfslag bij wind uit het zuidwesten waren nog onvoldoende uitgewerkt. Om de doelstelling ten aanzien van de vaste schaarse broedvogels te halen dient de actie in de toekomst wel een vervolg te krijgen. |
|