|
Broedvogels in de Vogelplas Starrevaart in 200129 maart 2002 SamenvattingIn 2001 bereikte het aantal soorten broedvogels op de Vogelplas Starrevaart met 71 een record. Het totaal aantal broedparen was met 973 terug op het hoogtepunt van twee jaar daarvoor. Vooral de soorten die in Nederland xoverwinteren laten een toename zien. De grauwe gans zette de opmars - zij het wat minder explosief - nog altijd voort. Verder hebben de weidevogels onder de broeders geprofiteerd van het maaien van enkele rietpercelen in de voorafgaande winter. Onder de highlights valt de terugkeer van baardman en sprinkhaanzanger als broedvogel. In de bosaanplant verschenen de glanskop en de nachtegaal als nieuwe broedsoorten. Een belangrijke doelstelling van het gebied, het herbergen van de schaarse vaste broedvogels (zie uitwerking), werd in 2001 wederom niet gehaald. Het aantal broedparen van die soorten lijkt zich zelfs op tweederde van het gewenste niveau te stabiliseren. Oorzaak is vooral gelegen in het vrijwel ontbreken van nat rietveld. In 2002 wordt onderzocht wat daaraan te doen is. InleidingDe MKZ-crisis heeft in een groot deel van het land de inventarisaties doorkruist. Veel gebieden werden afgesloten en konden niet worden geteld. Ook een deel van Vlietland werd afgesloten. Aan de Vogelplas Starrevaart ging dit alles voorbij. Het gebied was gewoon toegankelijk en is in 2001 voor het veertiende opvolgende jaar volledig ge?ventariseerd. De tellingen zijn door Sjaak Schilperoort verricht. In tegenstelling tot 2000, toen de inventarisatie noodgedwongen vroegtijdig werd be?ndigd, is in 2001 weer een volledige telling uitgevoerd. Alle in het wild broedende vogels zijn geteld door middel van het vaststellen van de broedterritoria volgens de BMP-methode van het SOVON. Uitzondering vormt de boerenzwaluw, waarvan ook in 2001 geen nesttelling heeft plaatsgevonden. De inventarisatie omvat de Vogelplas Starrevaart zelf, de randbebouwing langs de Vliet en de bosaanplant van Staatsbosbeheer (SBB) ten zuiden van de Vogelplas. De begrenzing wordt gevormd door de Kniplaan, de Vliet, Rijksweg A4 en de zuidelijke begrenzing van de bosaanplant, doorgetrokken tot aan de Vliet. Dit hele gebied is qua oppervlakte en samenstelling goed vergelijkbaar met de Meeslouwerpolder destijds. BroedvogelstandIn de tabel hieronder is het aantal broedparen van 2001 weergegeven, samen met de broedresultaten van de twee voorgaande jaren.
InterpretatieHet jaar 2001 was met 71 broedsoorten en 973 broedparen een topjaar. Het totaal aantal paren is nagenoeg gelijk aan dat in 1999. In 2000 zorgden de kokmeeuw en visdief voor de grootste achteruitgang. Deze is in 2001 vrijwel helemaal goedgemaakt door de toename van vooral de grauwe gans. Ook veel andere soorten waren dit jaar fors talrijker, zoals fuut, wilde eend, waterhoen, meerkoet, winterkoning en merel. Voor veel soorten zal de reeks zachte winters hier zeker een rol hebben gespeeld. De grauwe gans zet nog altijd de opmars voort. Naast de 105 broedparen in de Vogelplas Starrevaart is de soort ook met tientallen paren verschenen in de rietstroken van Vlietland. Tussen de grauwe ganzen was ook steeds een indische gans aanwezig; een gemengd broedpaar is niet vastgesteld. De canadese gans, vorig jaar overzomeraar, heeft nu ook genesteld. Het paar heeft langdurig gebroed, maar het nest werd verlaten zonder dat jongen zijn gezien. Het nest lag vrij open in gemaaid rietland; wellicht is het verstoord. Twee nieuwe broedvogelsoorten hebben zich gevestigd. Nadat een paartje glanskoppen 's winters al gelokaliseerd was in de bosaanplant, bleek dat ze in het voorjaar op dezelfde plek een broedterritorium hadden. De nachtegaal was in 1999 al enige tijd zingend aanwezig. In 2001 bleef een mannetje lang genoeg zingen om als territoriumhouder te tellen. Met deze twee nieuwe soorten komt de Vogelplas Starrevaart nu op 97 vastgestelde broedvogelsoorten. Bij de geoorde fuut had het broedseizoen een merkwaardig verloop. De soort verscheen op het gebruikelijke tijdstip. De aantallen groeiden in april tot een maximum dat eind april werd bereikt. In deze periode is ook is balts en nestbouw geconstateerd. Na half mei was de soort echter plotseling vrijwel geheel verdwenen. De waarnemingen in april en begin mei voldoen aan de SOVON BMP-criteria. De broedparen die zich eind april hebben gevestigd zijn dan ook in de tabel opgenomen. Succesvolle broedsels zijn echter niet vastgesteld. De reden van het plotselinge verdwijnen is onbekend. Ook de dodaars verdween in het vroege voorjaar, wat inmiddels een gebruikelijke patroon is voor deze soort. In 2001 was er vervolgens een late vestiging van 1 paar in juli. Op 2 april (buiten de broedvogelinventarisaties) en 17 juni (na de datumgrens voor de soort) is een roerdomp waargenomen. De soort ontbreekt al enige tijd als broedvogel, en ook in 2001 ontbraken aanwijzingen voor een territorium, maar de zomerwaarnemingen bieden hoop op hervestiging.
In 2001 is een deel van het droge riet gemaaid. In een deel van het gemaaide terrein bestond de ondergroei vooral uit grasvegetatie. Ontwikkeling van nieuw riet is daar niet snel gegaan. Doordat deze plekken lang onbegroeid bleven waren ze goed geschikt voor steltlopers als kievit, scholekster en tureluur. Deze soorten lieten een flinke toename zien. In de voorafgaande winter was in de zuidoosthoek het pitrus verwijderd. Ook hier was in het voorjaar van 2001 geen riet voor terug gekomen. Dit deel viel pas later in het broedseizoen droog. Naast kievit en tureluur hebben hier ook kluut en kleine plevier van de omstandigheden geprofiteerd. De kolonie kokmeeuwen was met 131 paren goed bezet, zij het met ca. 30% minder broedparen dan in 1999. De zwartkopmeeuw was vanaf januari aanwezig, maar ontbrak in het broedseizoen. Een paar kleine mantelmeeuwen heeft met succes gebroed, en ook alle 4 paren stormmeeuwen zijn met jongen gezien. Minder goed trof de visdief het. Drie paren hadden op 23 juni een nest op de slikplaat die door het dalende waterpeil ging droogvallen. De nesten gingen echter verloren na hevige regenval en een snelle stijging van het waterpeil.
De eendensoorten blijven op hetzelfde peil als eerdere jaren, met een stijging van de wilde eend naar een recordaantal van 85 paar. De rosse stekelstaart was in het vroege voorjaar aanwezig met 4 tot 5 paar. Later bleven 2 paar over die met succes hebben gebroed.
De roofvogels deden het wederom goed. De bruine kiekendief heeft met succes gebroed. Onduidelijk is hoeveel nesten de soort had. In het vroege seizoen was 1 man met 2 vrouw aanwezig en werd regelmatig ook 1 subadult paar gezien. Uiteindelijk bleven de adulte vogels over, met in ieder geval 1 jong als resultaat. In de bosaanplant was wederom een sperwer aanwezig. De jongen van dit nest en van een nest in de Meeslouwerplas zijn geringd. De buizerd was wederom het hele broedseizoen door aanwezig zonder dat een nest gevonden is.
De rietzanger handhaaft met 28 paar het hoge peil van de voorgaande jaren. De kleine karekiet laat een lichte achteruitgang zien, die ongetwijfeld samenhangt met het maaien van droog rietveld. De bosrietzanger herstelde van de dip van 2000, terwijl ook 1 sprinkhaanzanger en 1 baardman aanwezig waren. Van het paar baardmannen is een bezet nest vastgesteld en zijn later ook jongen gezien. De snor ontbrak in de Vogelplas Starrevaart, maar was met enkele paren wel in de Meeslouwerplas aanwezig, langs de Kniplaan en in het grote rietveld langs de Vliet. Naast de 2 paar blauwborsten in de Vogelplas Starrevaart zaten ook rond de Meeslouwerplas minimaal 2 paar blauwborsten.
De boerenzwaluw is een zekere broeder, maar deze soort is zoals in de inleiding al vermeld in 2001 niet geteld. In de broedvogeltabel is het aantal daarom aangegeven met een vraagteken '?'. Leuk is de terugkomst van de grauwe vliegenvanger als broedvogel. De soort was aanwezig rond de boerderijen ter hoogte van de zuidwesthoek van de Vogelplas. Losse waarnemingen van niet-broeders: op 1 april was een zingende boomkruiper aanwezig bij de boerderijen in de zuidwesthoek van het gebied. Op 20 mei zong een grote karekiet. Op 8 juni was er een eenmalige waarneming van een zingende gekraagde roodstaart. Op 13 juni werden 1 paar krooneenden en 1 spotvogel waargenomen. Vaste schaarse broedvogelsFiguur 1 geeft de ontwikkeling weer van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor de Meeslouwerpolder en de Vogelplas Starrevaart. De vaste schaarse broedvogels zijn gedefinieerd als de soorten die voor 1985 in de Meeslouwerpolder jaarlijks of vrijwel jaarlijks tot broeden kwamen, en die in Zuid- en Noord-Holland tot de vrij schaarse (minder dan 1.000 broedparen) tot zeer schaarse (minder dan 10 broedparen) broedvogels behoren (zie ook notitie Bancken). Deze vaste schaarse broedvogels zijn dodaars, roerdomp, krakeend, zomertaling, wintertaling, tafeleend, bruine kiekendief, torenvalk, waterral, porseleinhoen, engelse gele kwikstaart, sprinkhaanzanger, snor, grote karekiet, braamsluiper en baardmannetje, 16 soorten in totaal. De Vogelplas Starrevaart is aangelegd voor behoud van de riet- en moerasvogels. Onderstaande figuur is derhalve betrokken op genoemde soorten, met uitzondering van torenvalk, engelse gele kwikstaart en braamsluiper. In de figuur is met verticale lijnen het tijdstip gemarkeerd waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop de Vogelplas is voltooid. Aangegeven is de gemiddelde stand van de vaste schaarse broedvogels van de Meeslouwerpolder in de jaren voor het onder water zetten van het gebied (1981 t/m 1983), te weten 71 paren. Deze stand vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart. De stand van de vaste schaarse broedvogels verandert weinig. Zowel het aantal soorten (8, norm is 14) als het aantal broedparen (49, norm is 71) blijft vrijwel gelijk. Het aantal paren wordt vooral door de stand van de krakeend en tafeleend bepaald (41 van de 49 paren). Enkele kritische moerassoorten krijgen nog steeds moeilijk voet aan de grond. Het betreft hier roerdomp, grote karekiet en snor. Wat hierbij een rol speelt is dat het natte rietveld op de Vogelplas Starrevaart zich maar zeer moeizaam ontwikkelt. Het totale rietoppervlak blijft daardoor klein, en bovendien betreft dit vooral droog rietveld. Verheugend in 2001 is de hervestiging van de baardman.
DankwoordDank gaat uit naar Wim ter Keurs voor het kritisch doorlezen van een eerdere versie van dit rapport. |
|