|
Meeslouwerpolder - een natuurgebied in de randstadIn de dichtbevolkte randstad is hier en daar nog een natuurgebied te vinden. E? daarvan, en zeer waardevol, is de Meeslouwerpolder. Voor Bruine Kiekendief en Porseleinhoen is dit terrein het laatste broedgebied in de wijde omgeving.Perry van Dijk De Meeslouwerpolder, een onderdeel van het recreatiegebied-in-wording Vlietland, heeft een oppervlakte van ?100 ha en is van groot ornithologisch belang. Het gebied is ontstaan toen tegen het eind van de jaren zestig een zandwinmaatschappij (Recreatiecentrum Rijnland) een vergunning tot 1980 kreeg om Vlietland te ontzanden. De bedoeling was om na ontzanding het 30 meter diepe meer en de oevers in te richten ten behoeve van intensieve recreatie. Doordat enkele geplande rijkswegen niet of vertraagd werden uitgevoerd was er minder zand nodig dan begroot. De Meeslouwerpolder bleef daardoor buiten schot. Het gevolg was dat de polder veranderde: er kwam water te staan, de vegetatie verruigde en er sloegen wilgen op. De verminderde zandbehoefte veroorzaakte ook bijna bet failliet van de zandexploitant. Na ettelijke gesprekken werd de provincie eigenaar van het gebied en garandeerde een ongestoorde zandwinning tot 1987. Tot op heden is zandwinning in de Meeslouwerpolder achterwege gebleven. Het centrale deel van de Meeslouwerpolder is een ondiepe plas met slikranden, waarvan de grootte afhangt van de hoeveelheid water in de plas. Rondom de plas is een strook met wilgenopslag en riet. Achter de plas ligt een laag verruigd gebied. De rest van de polder is een opgespoten gebied met riet en wilgen; in de winter vochtig en 's zomers droog, tenzij er opspuitingen plaatsvinden. Zoals hierboven staat gaan (gingen) de ontzandingswerkzaambeden aan de Meeslouwerpolder voorbij, zodat het gebied terug kan kijken op een min of meer gelijkmatige ontwikkeling gedurende 12 jaar. BroedvogelsIn de Meeslouwerpolder broedt een scala aan vogels. In 1980 kregen 1137 vogels jongen, verdeeld onder 70 soorten. In de tabel is een overzicht te zien van de belangrijkste broedvogels. Bijzondere vermelding verdienen de Bruine Kiekendief en het Porseleinhoen die in de Meeslouwerpolder al jaren present zijn en daar hun laatste broedgebied in de westelijke randstad hebben. De Bruine Kiekendief is sinds 1975 vertegenwoordigd met ?n paar en het Porseleinhoen sinds 1978 met respectievelijk 1, 3, 1, 2, 2 paren. De Roerdomp is sinds 1975 een vaste gast, met meestal ?n paar. Het voorkomen van het Woudaapje heeft een incidenteel karakter. Een illustratie van de vegetatiesuccessie is de achteruitgang van pioniervogels als de Kluut (40 in 1971 tegen 8 in 1980) en de Kleine Plevier (13 in 1971 tegen 9 in 1980). Een ander voorbeeld is de groeiende populatie rietzangertjes. In 1980 had de Meeslouwerpolder een zeer hoge dichtheid: meer dan 300 Kleine Karekieten op een gebied van +/- 1 km2. Die dichtheid is ?n van de hoogste in Nederland. Vermeldenswaard is het broeden van de Waaierstaartrietzanger en het Blauwborstje. Al met al is de Meeslouwerpolder qua broedvogelpopulatie een gebied dat met de beste in Nederland kan wedijveren.
Niet-broedvogelsDoor de ligging van de Meeslouwerpolder, midden in de Zuidhollandse polders, verblijven er 's winters en in de trektijd enorme aantallen waterwild. ledere vogelaar die regelmatig in de Meeslouwerpolder komt, kent het beeld van de steltlopers en eenden die bij duizenden invallen. Op een avond in oktober 1976 werden er bij,voorbeeld 5725 Watersnippen geteld. Voor Krakeend, Slobeend, Kleine Zwaan, Watersnip, Wulp en Grutto is de Meeslouwerpolder zelfs van belang. Daarnaast zijn ook vele andere vogels regelmatige gasten. De Fuut en de Dodaars zijn in vrij grote groepen waar te nemen (maximaal 250 resp. 50 ex.), terwijl de Roodhalsfuut en Kuifduiker zo goed als ieder jaar gezien worden. De Blauwe Reiger is, door de aanwezigheid van een kolonie in Duivenvoorde, vaak fouragerend aanwezig. In de trekperioden treft men soms een Purperreiger aan. 's Winters is de Roerdomp een vaste verschijning. De Lepelaar wordt het gehele zomerhalfjaar gezien, de laatste jaren echter in kleinere aantallen (maximaal 10 tegen 25 in 1975). Behalve Waterral en Porseleinhoen worden in de modderige oevers regelmatig het Klein- en Kleinst Waterhoen gezien. De laatste heeft zelfs een mislukte broedpoging op zijn naam staan (1977). Een waar eldorado is de Meeslouwerpolder voor de steltlopers. Enkele soorten zoals Wulp, Grutto, Watersnip en Tureluur bereiken hoge aantallen, maar ook de andere, zoals Kleine Strandloper, Temmincks Strandloper, Kemphaan, Bosruiter en Witgatje zijn vaste gast. Een bezoek aan de Meeslouwerpolder is niet compleet zonder stootvogels: al naar gelang het jaargetijde kan men er de Bruine Kiekendief, Blauwe Kiekendief, Sperwer, Torenvalk, Buizerd en Visarend (gemiddeld ?n week verblijvend) aantreffen. Op de verruigde viakten zijn in de hertst en 's winters grote groepen Veldleeuweriken, Graspiepers, Groenlingen, Putters, Kneuen, Fraters, Vinken en Kepen fouragerend te vinden. Logischerwijze worden er ook ieder jaar wel enige zeldzaamheden gezien. Vermelding daarvan is mijns inziens overbodig, daar zij nauwelijks iets over de waarde van het gebied mee te delen hebben. BedreigingenNog steeds hangt boven de Meeslouwerpolder de ontzanding als het zwaard van Damocles. De huidige plannen zijn dat in 1987 de gehele Meeslouwerpolder ontzand is en ingericht voor recreatie. Ter vervanging van het dan verloren gegane natuurgebied is ten zuiden van de Meeslouwerpolder een ander gebied gepland. De gevolgen voor de Meeslouwerpolder zijn vrij nauwkeurig te bepalen, aangezien de Rietpolder, ten noorden van de Meeslouwerpolder, reeds ontzand en ingericht is.
Bovenstaande gegevens spreken voor zich. De vervanging van het natuurgebied geeft vele problemen. Ten eerste is (nog) niet alle grond in eigendom bij de provincie; ten tweede is de bestemming natuur nog niet in een bestemmingsplan vastgelegd; ten derde blijkt het niet mogelijk het nieuwe gebied te ontwikkelen voordat de zandzuiger de Meeslouwerpolder ingaat en ten vierde is het nieuwe terrein te klein. Wij hebben er nauwelijks vertrouwen in dat het nieuwe natuurgebied een re?e vervanging wordt (= met Bruine Kiekendief, Porseleinhoen, Roerdomp enz.) van de Meeslouwerpolder. Het alternatief voor verplaatsing is ons inziens bescherming van de Meeslouwerpolder, waarover wij al ettelijke idee? op papier hebben gezet. Zo trekken wij enerzijds de legaliteit van de ontzanding sterk in twijfel. Er wordt te zijner tijd namelijk ontzand op basis van het "overgangsrecht", terwijl de oude vergunning geldig was tot 1 januari 1980. Bijkomend probleem is dat de zandbehoefte in de regio, op grond waarvan de Meeslouwerpolder opgeofferd moet worden, in onze ogen op zijn minst twijfelachtig is. Anderzijds denken wij aan verplaatsing van de zandwinning. Tot op dit moment wordt die mogelijkheid tegengehouden door een subsidiegever, bet ministerie van C.R.M. De reden is dat bij verplaatsing van het zandwingebied de verhouding water-landrecreatie binnen bet recreatiegebied Vlietland scheef getrokken wordt. Vergeten daarbij is dat het recreatiegebied grenst aan twee andere recreatieterreinen, zodat in het geheel de verhouding land-water nauwelijks verandert. Al met al zijn de natuurbeschermers, Het Groene Hart, Vogelwerkgroep Vlietland en Werkgroep Milieubebeer Leiden niet van plan de strijd op te geven. Meer informatic over de vogelpopulatie is te vinden in de binnenkort verschijnende avifauna van 12 jaar Vlietland (Informatie Geert Meester, Kon. Wilhelminalaan 18 Leidschendam, 070-276426). Meer informatie over de problematiek is te vinden in de Groenling nr. 3 (helaas uitverkocht, maar bij voldoende vraag in herdruk. Informatie Perry van Dijk, Postbus 50195, Almere 03240-15091). Uit: "Vogels" - dd. maart/april 1983 |
|