|
Rapport Vogelwerkgroep VlietlandMeeslouwerpolder is uniek natuurgebiedNu al weer een jaar of tien zet de Vogelwerkgroep "Vlietland" zich samen met andere natuurbeschermingsorganisaties in voor het behoud van de Meeslouwerpolder. Dat is ?n van de polders die deel uitmaakt van het zandwin-/recreatieproject "Vlietland" (dat achter Voorschoten ligt ingeklemd tussen de Vliet en de rijksweg Amsterdam-Rotterdam).Twee andere polders in Vlietland (de Riet- en de Spekpolder) zijn inmiddels al ontzand en vormen nu samen ?n grote plas van wel dertig meter diep, waar op mooie dagen al druk wordt gesurfd, gezwommen en gevist. Aan het ontzanden van de Meeslouwerpolder is men echter tot op heden nog niet toegekomen. En daardoor heeft zich daar in het meest zuidelijke deel van Vlietland ?n van de mooiste natuurgebieden uit de wijde omgeving kunnen ontwikkelen. Voor het behoud daarvan zet de Vogelwerkgroep zlch dus in. Hoe heeft zich nu in een zandwinproject zo'n mooi natuurgebied kunnen ontwikkelen? De oorzaak daarvan moet worden gezocht in de zestiger en zeventiger jaren. In de zeventiger jaren bleek veel minder zand nodig dan men in de jaren daarvoor had verwacht. Allerlei wegen- en bouwplannen uit de zestiger jaren werden toen namelijk teruggeschroefd en daarmee natuurlijk ook de behoefte aan (ophoog-)zand voor de uitvoering van al die plannen. Dat vertraagde de zandwinning op Vlietland zo, dat men aan het ontzanden van de Meeslouwerpolder niet meer toekwam. Als gevolg heeft zich in die polder dus sinds 1970 een weergaloos mooi natuurgebied kunnen ontwikkelen, bestaande uit een grote, ondiepe plas met slikkige en moerassige oevers rietvelden en bosjes, waar het elk jaargetijde wemelt van de vogels. De provincieIn 1976 heeft de provincie Zuid-Holland Vlietland (met steun van het rijk) gekocht van de toen bijna failliete zandwinnaar, het Recreatiecentrum Rijnland RCR). De provincie ging hiertoe over om meer greep op de ontwikkeling van het gebied te krijgen. Daarbij is bedongen, dat RCR tot 1 januari 1987 "ongestoord" zand mocht winnen op Vlietland.Van dat recht wil RCR nu gebruik maken in de Meeslouwerpolder. Daarmee kwam de provincie in een wel heel lastig parket. Want aan de ene kant erkende ze de unieke natuurwaarden van de Meeslouwerpolder, maar aan de andere kant vreesde de provincie de schadeclaims van de zandwinner als die zijn zin niet kreeg. In 1981 gingen Provinciale Staten van Zuid-Holland door de knie?. De Meeslouwerpolder moest dan maar worden ontzand, maar dan moest wel tijdig worden gezorgd voor een zogenaamd "vervangend" natuurgebied in de Gecombineerde Starrevaart- en Damhouderpolder pal ten zuiden van Vlietland. Daardoor dreigt er van de aanleg van dat vervangende natuurgebied helemaal niets terecht te komen, terwijl RCR nu toch echt alvast wilde beginnen met het verwijderen van de (tien ?waalf meter dikke laag) "bovengrond" uit de Meeslouwerpolder om bij het zand te komen. Zo zit de provincie nu dus niet meer tussen twee, maar tussen drie vuren: de zandwinner, de natuurbeschermer en de boeren. En iedereen wacht nu met spanning af wat de provincie zal gaan doen. Want een gemakkelijke uitweg is er niet meer: het wordt nu kiezen of delen. Inmiddels heeft de provincie zich wel al van enig uitstel voorzien. De zandwinner bleek namelijk bereid nog twee jaar (tot 1 juli 1985) te wachten met de (voorbereidingen voor de) zandwinning in de Meeslouwerpolder. Maar alles heeft natuurlijk zijn "prijs" en zo mag de zandwinner nu van de provincie drie jaar langer doorgaan met ontzanden (tot 1 januari 1990). Dat komt de zandwinner helemaal niet zo slecht uit, want op dit moment is er eigenlijk helemaal niet zo'n behoefte aan zand en straks (misschien?) wel... Algemeen belangDe provincie moet nu nog een besluit nemen of ze de zandwinner al dan niet een zogenaamde "ontgrondingsvergunning" zal geven om de bovengrond en het zand uit de Meeslouwerpolder te halen (RCR heeft daar al in 1976 om gevraagd!). Daarbij moeten Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland allerlei belangen, die bij de ontgronding zijn betrokken, tegen elkaar afwegen. Dat eist de Ontgrondingenwet namelijk.Pikant "detail" daarbij is, dat de Ontgrondingenwet er is gekomen om allerlei algemene belangen, die bij ontgronding al gauw het loodje leggen (zoals met name het natuurbehoud), te beschermen tegen "het onmiddellijke financi?e belang", dat voor "een grondeigenaar" (in dit geval de provincie!) meestal "de doorslag zal geven" (zoals het heet in de Memorie van Toelichting op deze wet). De provincie moet nu dus het algemeen belang tegen haar eigen belang gaan beschermen. Een "partij", die een onpartijdige beslissing moet nemen... Dat kan nooit de bedoeling van de wet geweest zijn. VogelwerkgroepDe Vogelwerkgroep "Vlietland" maakt het de provincie niet erg gemakkelijk bij die afweging van belangen en bij de beantwoording van een aantal lastige vragen, die de provincie zich daarbij moet stellen. Is er wel behoefte aan zand? Zo ja, voor welke projecten en hoeveel dan? Zou er door de zandwinning in de Meeslouwerpolder een uniek natuurgebied verloren gaan? Kan dat (ooit) worden vervangen?Niet alleen heeft de Vogelwerkgroep menig Statenlid er inmiddels van overtuigd, dat er ernstig moet worden getwijfeld aan de zandbehoefte in de eerstkomende jaren. Ze heeft ook aangetoond, dat de Meeslouwerpolder ?n van de meest waardevolle natuurgebieden van Zuid-Holland is. Dat laatste heeft de werkgroep nu ook weer gedaan in een rapport van bijna honderd pagina's ("Vlietland 1970-1981"), waarin verslag wordt gedaan van twaalf jaar natuurstudie en natuurbehoud in Vlietland. In dit rapport wordt vooral aandacht besteed aan de betekenis van Vlietland en vooral van de Meeslouwerpolder voor de vogels. En dat niet alleen als broedgebied, maar ook om er te slapen, te ruien en te pleisteren tijdens de trek of in de winter. BroedgebiedNiet minder dan 89 soorten vogels hebben in die twaalf jaar wel eens ?n of meer keer op Vlietland gebroed. Het aantal soorten, dat jaarlijks op Vlietland broedde, steeg in de beginjaren razendsnel (van 32 soorten in 1970 tot 71 in 1975) en daarna een stuk langzamer (van 71 soorten in 1975 tot 75 in 198l en 79 in 1982).Het aantal soorten, dat elk jaar w?r op Vlietland broedt, bedraagt sinds 1975 55. Daaronder zijn soorten, die in Zuid- en Noord-Holland (tot aan het Noordzeekanaal) tot de "vrij schaarse" en "schaarse" broedvogels behoren (minder dan 1000 of minder dan 100 broedparen), zoals de Dodaars, de Roerdomp, de Krakeend, de Zomertaling, de Tafeleend, de Torenvalk, De Waterral, de Kluut, de Kleine Plevier, de Snor, de Grote Karekiet en het Baardmannetje (dat zijn sinds 1975 dus "vaste" broedvogels op Vlietland). En daar komt dan nog een aantal "vrij schaarse", "schaarse" en zelfs "zeer schaarse" broedvogels (minder dan 10 broedparen in Zuid- en Noord-Holland tot aan het Noordzeekanaal) bij, die het broeden op Vlietland nog wel eens ?n of twee jaar overslaan, zoals de Wintertaling, de Bruine Kiekendief, het Porseleinhoen, de "Engelse" Gele Kwikstaart, de Sprinkhaanrietzanger en de Braamsluiper. Verder broedt er een aantal wat minder schaarse broedvogels in Zuid- en Noord-Holland op Vlietland in relatief grote aantallen, zoals de Fuut, de Slobeend, de Kuifeend, de Visdief, de Oeverzwaluw, de Gele Kwikstaart, de Rietzanger, de Bosrietzanger, de Kleine Karekiet en de Rietgors (vooral de laatste vier zijn heel talrijk op Vlietland). Het aantal broedparen van alle soorten samen nam in de loop der jaren enorm toe: van 259 in 1970 tot 2299 in 1981 (en 2420 in 1982: bijna tien keer zoveel als twaalf jaar daarvoor!). De eerste zes jaar verliep die toename zelfs explosief: het aantal broedparen verdubbelde zich toen elke twee ?rie jaar. Daarna ging het wat langzamer: sinds 1976 lijkt het aantal broedparen zich nog "slechts" elke vier ?ijf jaar te verdubbelen. In 1981 broedde overigens meer dan de helft van alle broedparen in de Meeslouwerpolder. SlaapplaatsDe vogels maken echter nog op verschillende andere manieren van Vlietland (en vooral van de Meeslouwerpolder) gebruik dan alleen om er te broeden.Zo overnachten er - vooral buiten de broedtijd - tal van vogelsoorten in soms heel grote aantallen, die overdag merendeels in de omringende polders voedsel zoeken. Van sommige soorten herbergt Vlietland zelfs regelmatig 1% of m?r van de hele NW-Europese populatie. Als die norm voor een bepaalde vogelsoort in een bepaald gebied regelmatig overschreden wordt, dan wordt dat gebied voor die soort van internationale betekenis geacht. Dat geldt voor Vlietland bijvoorbeeld voor de Kleine Zwaan (waarvan er 's winters regelmatig meer dan 100 slapen), de Smient (tot wel 5000!), de Watersnip (tot bijna 6000; dat is bijna zes keer de norm!) en voor de Wulp (tot wel 3000 overnachters). Voor de Wulp blijkt Vlietland zelfs de op ?n na grootste slaapplaats van Nederland te zijn. Verder is er nog een aantal soorten waarvoor Vlietland dan wel niet van internationale betekenis is, maar waarvan er toch duizenden tot honderdduizenden overnachten. Daarbij gaat het dan om duizenden Stormmeeuwen, Zilvermeeuwen en Boerenzwaluwen, tienduizenden Kokmeeuwen en houderdduizenden Spreeuwen. BeloftenDit alles en nog veel meer staat in het rapport "Vlietland 1970-1981", dat de Vogelwerkgroep onlangs heeft uitgebracht. Het rapport is echter niet alleen maar een studieverslag, maar - zoals in het voorwoord wordt opgemerkt - ook bedoeld als een "politiek document".De Vogelwerkgroep wil met dit verslag de besluitvormers nog weer eens confronteren met de natuurwaarden, die hier in het geding zijn en hen nog eens herinneren aan alle natuurbeschermingsbeloften, die zij in de loop der jaren hebben gedaan (en die ze alsnog kunnen inlossen!). Het rapport is te bestellen door fl. 15,- (waarvan fl. 5,- portokosten) over te maken op girorekening 5460146 t.n.v. de Vogelwerkgroep "Vlietland" o.v.v. "Vlietland 1970-1981"; het rapport is voor fl. 10,- ook af te halen bij het secretariaat van de Vogelwerkgroep: Prinses Marijkelaan 2, 2264 TD Leidschendam. Uit: "Leidschendammer" - dd. 14 december 1983 |
|