| |
Vreetzaam samenleven
Pel van Hattum
KNNV - Natuurvereniging de Bollenstreek
Zondag 23 juni ging ik met Hans van Stijn naar Vogelplas de Starrevaart. Niet
al te vroeg natuurlijk want de zondag is tenslotte een rustdag. Af en toe
stopten we om de polletjes en slikken vanuit een zo gunstig mogelijke hoek te
kunnen bekijken. Op de polletjes zaten kopmeeuwen met jongen. Daartussen liepen
veel tureluurs en een enkele al teruggekeerde zwarte ruiter. Op de slikken
vielen de vele kluten met hun jongen op. De jongen verschilden sterk van grootte
en verenkleed. Er waren echte kleuterkluten bij, maar ook al druk rondrennende,
uit de kluiten gewassen pubers. Op het nieuwe grindeiland zaten visdieven met
jongen. Op het water dreven grote aantallen adolescente slobeenden, net als hun
menselijke leeftijdgenoten te herkennen aan hun grote bekken. Bij slobeenden is
dit overigens ongeneeslijk. Op het grasland grauwe ganzen met jongen. Op het
water bergeenden met jongen. Er was geen roofvogel te zien en het zag er
allemaal bijzonder vreedzaam uit. Dachten we.
Vanuit de hut spiedden we rond. E? van de aalscholvers leek op te vliegen,
deed een paar slagen met zijn vleugels, dook met een vaart onder water en kwam
een paar meter verderop weer boven als een zeehond. Met een bergeendenpul in
zijn bek. Ik geloofde eerst niet wat ik zag maar het was toch echt waar. De
vadereend vloog de aalscholver dapper aan maar het haalde niets uit; de gluiperd
keek niet eens om. Ik deelde mijn opwinding over hetgeen ik zag luidkeels mee
aan de andere aanwezigen. Ik was nog niet uitgepraat of de aalscholver herhaalde
het kunstje al. En nog eens. En nog eens. Door de opwinding over het spektakel
was ik wel erg hard gaan praten en werd ik door van Stijn tot kalmte gemaand.
Nog een pul! Waarom vluchten die stomme eenden niet de kant op? En nog eens. In
tien minuten had de aalscholver zes jongen verzwolgen. Toen begon een opgefokte
nijlgans het enig overgebleven jong ook nog te pikken en na te jagen. Nee, dit
was alles behalve een vreedzame samenleving.
Je kunt dit geen zinloos geweld noemen: eten is immers overleven. Het is eten en
gegeten worden in de natuur. Toch vroeg ik me af waarom nou precies die lieve
pluizige donsballetjes zo nodig het slachtoffer moesten worden. Die aalscholver
had toch ook een domme bliek kunnen nemen? Of meet ik met twee maten? Waarom
vind ik het wel mooi als een havik zich op een postduif stort? Waarom accepteer
ik het als een reiger een eendenkuiken pakt? Waarom word ik boos als een ekster
mereltjes doodpikt? Het heeft waarschijnlijk te maken met wat in mijn mensenogen
de ?aaibaarheidsfactor? van de prooi is. Maar ook met in hoeverre je
dergelijk roofvogelgedrag van de jager verwacht. Hoewel een aalscholver altijd
met een geniepige blik de wereld in tuurt had ik dit gedrag niet verwacht. Ik
heb er ook nog niet over gelezen noch er van anderen over gehoord.
Uit: "De Duinrel" - natuurvereniging
de Bollenstreek, september 2002
|