Beheersplan Vogelplas Starrevaart
Bijlage 10: Nota faunabeheer
Inleiding
In 1982 is door Provinciale Staten het besluit genomen om de natuur die
verloren gaat bij de zandwinning in de Meeslouwerpolder te compenseren. Hiervoor
is een plan ontwikkeld voor de aanleg van een moeras- en plasgebied in de polder
Starrevaart. In 1987 is de start gemaakt met de eerste fase (1/3 deel). In 1995
is de tweede en afrondende fase van start gegaan. Het gebied is opgeleverd in
mei 1996.
Na het gereed komen van de eerste fase heeft de GZH
met de beheerscommissie (BC) een beheersplan gemaakt. Dit beheersplan heeft als
richtlijn gediend voor het beheer van de eerste fase. Wel is door BC en GZH,
voor delen die van tijdelijke aard waren, een voorlopige beslissingen genomen
over het te voeren beheer. Het beheer is gericht geweest op de doelsoorten voor
zover zij binnen de aangelegde biotopen aanwezig konden zijn. Lokaal zijn er
kleine aanpassingen geweest ten behoeve van zich goed ontwikkelde vegetatie. Nu
het gehele gebied gereed is, is het noodzakelijk om een totaalbeeld van het
faunabeheer te maken. Deze nota moet een onderdeel zijn van het totale
beheersplan.
Doelstelling nota
Het doel van deze nota is te komen tot een verantwoord faunabeleid voor de
vogelplas Starrevaart. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de
wetgeving omtrent jacht en het beleid ten aanzien van muskusrattenbestrijding en
bestrijding van botulisme.
Uitvoering van het beheer
Het beheer is door de provincie Zuid-Holland in uitvoering gegeven aan de GZH
(voormalig regio "De Landen"), gevestigd in Schiedam. Het toezicht
gebeurt vanuit het steunpunt van de GZH aan de
Oostvlietweg in Leidschendam (naast de vogelplas). Over het beheer wordt
geadviseerd door de Beheerscommissie vogelplas Starrevaart. Hierin hebben
personen van de GZH, particuliere
natuurbescherming, provincie Zuid-Holland en de Gemeente Leidschendam zitting.
Uitgangspunten
Het belangrijkste uitgangspunt voor de vogelplas Starrevaart is de status van
natuurgebied. Deze status heeft het gebied in het streekplan en in het
Bestemmingsplan Landelijk Gebied van Leidschendam gekregen.
In de status natuurgebied ligt besloten dat alle maatregelen gericht moeten
zijn op optimale omstandigheden voor de gewenste natuur
Randvoorwaarden
Aan het faunabeheer zitten enkele belangrijke randvoorwaarden. Voor deze nota
zijn dat:
- Nota Faunabeheer Zuid-Holland
In de Nota Faunabeheer Zuid-Holland staan de provinciale standpunten ten
aanzien van jacht, visserij, botulismebestrijding, muskusrattenbestrijding
e.d. in provinciale terreinen.
- Nota Jacht en Wildbeheer + kamerbehandeling
In januari 1996 is de [uitvoering van] het faunabeleid naar de provincie
overgegaan. Hierdoor kan ook de landelijke visie van belang zijn voor het
provinciale standpunt. Vooralsnog zijn er geen verschilpunten t.a.v. de
provinciale nota die het beleid in de vogelplas Starrevaart kunnen
veranderen
- Circulaire jachtbeleid in natuurgebieden
Voor het jachtbeleid in natuurgebieden heeft de minister een circulaire doen
uitgaan. Het is een uitwerking en aanscherping van de Nota Jacht en
Wildbeheer.
- De doelsoorten
Bij het besluit om, ter vervanging van de Meeslouwerpolder, de
"Vogelplas Starrevaart" aan te leggen is uitgegaan van een aantal
soorten die jaarlijks broedden in de Meeslouwerpolder en die in Zuid-Holland en
Noord-Holland tot het Noordzeekanaal zeer schaarse tot schaarse broedvogel zijn.
Schaars betekent dan < 500 broedparen. De cijfers zijn ontleend aan
"Randstad en broedvogels" van de vogelwerkgroep avifauna van
West-Nederland uit 1981. Voor de overwinterende en trekkende vogels gaat het om
soorten die in de Meeslouwerpolder regelmatig de 1%-norm overschreden. Het
betreft de volgende soorten broedvogels 1:
Dodaars, Roerdomp, Krakeend, Wintertaling, Zomertaling, Tafeleend,
Bruine Kiekendief, Waterral, Porseleinhoen, Sprinkhaanzanger, Snor, Grote
Karekiet en Baardmannetje. Kluut en Kleine Plevier
behoren ook tot deze groep, maar zijn later afgevoerd omdat het pioniersoorten
zijn.
en de volgende soorten winter- en trekvogels:
Kleine zwaan, Smient, Slobeend en Watersnip (VWG Vlietland
1983)
Naast deze soorten heeft de provincie ook zijn verantwoordelijkheid voor
vogels die vallen onder de Vogelwet, EG-vogelrichtlijn en de conventie van Bern.
De broedvogels die mogelijk in de vogelplas kunnen broeden, of dat al doen,
zijn:
Geoorde fuut, Lepelaar, Krooneend, Blauwe kiekendief,
Bontbekplevier,Strandplevier, Watersnip, Veldleeuwerik, Oeverzwaluw en Rietzanger
(zie Nota Faunabeheer Provincie Zuid-Holland 1992)
Het beheer zal in de eerste plaats gericht moeten zijn op de doelsoorten van
dit gebied. Het beheer gericht op soorten uit de tweede groep kan alleen plaats
vinden wanneer dit niet in strijd is met het beheer voor de eerste groep.
Omschrijving gebied
Het gebied ligt in de Starrevaart en Damhouder polder ten zuiden van het
recreatiegebied de Vlietlanden. Het bestaat globaal uit een ondiepe plas van 30
ha, waarvan 4 ha in het najaar slikplaat is, en een rietgebied van 32 ha,
waarvan 15 ha nat rietland is. Om het gebied loopt een kade met een ringsloot.
Het is een extensief recreatiegebied. De toegang op de kade is het hele jaar
mogelijk.
Relaties omliggende gebieden.
Ten zuiden van de vogelplas ligt een bosgebied wat evenals de vogelplas een
onderdeel is van de Leidschendammerhout. De beheerder van het gebied is SBB. Het
gebied is ingericht voor extensieve recreatie. Een deel van de wandelroute om de
vogelplas loopt door dit bosgebied. Om de rust in de vogelplas te waarborgen
zijn er afspraken gemaakt over de inrichting en de jacht in het gebied.
Aan de noordzijde ligt de Meeslouwerpolder. Dit deel van de Vlietlanden is
ingericht voor extensieve recreatie. In het gebied liggen nog kleine restanten
van het vroegere natuurgebied, die wat fauna betreft een duidelijke relatie
hebben met de vogelplas. Er is slechts een kleine barričre in de vorm van de
Kniplaan.
Aan de oost- en westzijde liggen respectievelijk de A4 en de Vliet. Door deze
barričres is de relatie met de aanliggende gebieden klein wat betreft
zoogdieren kruipende insecten e.d.. Onder de A4 wordt ter hoogte van de
Vlietlanden een ecotunnel aangelegd. Voor wintergasten, als smient en kleine
zwaan, is er wel een duidelijke relatie met de omliggende polders die van belang
zijn als foerageergebied.
Faunabeleid
Jacht
In de vogelplas Starrevaart is jacht ongewenst, tenzij onomstotelijk vast staat
dat schade in de omgeving alleen in de vogelplas bestreden kan worden. In
hoeverre, ter bescherming van de belangen in het natuurgebied noodzakelijk is,
staat ter beoordeling van de beheerder, dan wel het bevoegd gezag. Het standpunt
"Nee, tenzij" is conform de twee genoemde nota's en de circulaire
genoemd bij de randvoorwaarden.
Om de hoge uitzondering mogelijk te maken is de uitgifte van de jacht aan een
beheerseenheid onder bovengenoemde voorwaarden aan te bevelen.
In de vogelplas Starrevaart zouden de volgende bejaagbare soorten voor
(kunnen) komen en mogelijk schade bezorgen:
A. Klein wild |
Soort |
Voorkomen |
Verwachting schade gebied |
Binnen |
Buiten |
Patrijs |
Hooguit enkele exemplaren |
Geen |
Geen |
Fazant |
Alleen in droog rietland en in de omgeving van het bos in lage aantallen |
Geen |
Geen |
Houtsnip |
Hooguit enkele exemplaren. jacht gesloten per 31-1-96 |
N.v.t. |
N.v.t. |
Hazen |
In kleine aantallen rond de plas/moeras |
Geen |
Geen |
|
B. Waterwild |
Soort
| Voorkomen
| Verwachting schade gebied |
Binnen |
Buiten |
Grauwe Gans e.a. |
In de natte rietlanden is de grauwe gans broedvogel. Deze zullen
waarschijnlijk in het gebied blijven |
Geen |
Mogelijk |
Wilde eend |
Is algemeen. De aantallen zouden hoog kunnen worden |
Geen |
Mogelijk |
Smient |
De aantallen groeien (overal) snel. Tot enkele duizenden |
Geen |
Mogelijk |
Overige eenden |
De overige eenden als slob-, tafel-, kuif-, topper- en krakeend,
wintertalingen en pijlstaart komen regelmatig tot zeldzaam voor.
Bovendien zijn deze soorten per 31-1-96 niet bejaagbaar. |
Mogelijk |
N.v.t. |
Meerkoet |
Hoge aantallen. Over het algemeen zijn ze erg plaatstrouw. |
Geen |
Mogelijk |
Watersnip |
Het is te verwachten dat de watersnip regelmatig zal voor komen. De
jacht is gesloten per 31-1-96. |
Geen |
Geen |
|
C. Overig wild |
Soort |
Voorkomen |
Verwachting schade gebied |
Binnen |
Buiten |
Bunzing, Hermelijn |
Kunnen in kleine aantallen voor komen. |
Geen |
Geen |
Houtduif en kraaiachtigen |
Worden niet in grote aantallen verwacht. Opm: Eventuele "schade"
aan het broedvogel-bestand in de vogelplas hoeft niet
bestreden te worden. |
Mogelijk |
Geen |
Konijn |
Wordt niet in grote aantallen verwacht. |
Geen |
Geen |
Verwilderde kat |
Mogelijk kleine aantallen. Opm: Zo nodig middels vangkooien bestrijden. De
bijvangsten tot een minimum beperken. |
Mogelijk |
Mogelijk |
|
Visserij
Het bevissen van de plas door sportvissers is in strijd met de doelstelling. Het
verstoort de rust en het is niet zinvol voor het beheer van de visstand.
Beroepsmatige bevissing is alleen tijdelijk mogelijk wanneer het in het belang
is van de visstand. B.v. ter voorkoming van verbraseming. Ook kan bevissen
noodzakelijk zijn voor monitoring. Het uitzetten van vis is alleen dan
toegestaan wanneer dat noodzakelijk is voor het behoud en herstel van de
inheemse visfauna. Visstandbeheer is alleen zinvol wanneer ook de waterkwaliteit
goed is.
Door de specifieke eisen die aan de visstandsbeheer worden gesteld is het
niet gewenst om het visrecht te verhuren.
Muskusrattenbestrijding
Muskusrattenbestrijding alleen uitvoeren op de omliggende kade om de veiligheid
van de omwonenden te waarborgen. Wel moet er op worden toegezien dat de
bijvangsten tot een minimum worden beperkt. In het rietveld zijn burchten wel
toegestaan.
Botulismebestrijding
Botulisme moet bestreden worden. In eerste instantie door het rapen en
vernietigen van slachtoffers. Botulisme kan bij het opwarmen van het water
ontstaan. Door het inlaten van water kan de temperatuur omlaag gebracht worden.
Alvorens besloten kan worden of water uit Vlietland kan worden ingelaten zal de
waterkwaliteit gemeten moeten worden. Indien de kwaliteit van het inlaatwater
slechter is dan het water van de Vogelplas Starrevaart zal moeten worden
afgewogen of het "middel niet erger is dan de kwaal". De beslissing
hierover moet in samenspraak met de beheerscommissie.
Mollen
Op de kade rondom de plas kan het, voor het verkrijgen van een stevige en
gesloten zode, nodig zijn dat mollen bestreden worden. Voor de overige
terreindelen geld dat Mollen alleen bestreden worden wanneer er problemen
ontstaan bij het beweiden op plaatsen waar beweiden een beheersmaatregel is.
Vos
De Vogelplas Starrevaart bestaat voor grote delen uit rietland en water. Dit
biotoop is niet geschikt voor de vos. Doordat de vos zich steeds verder
uitbreidt is het mogelijk dat de vos wel gesignaleerd wordt in het gebied.
[Bestrijding van de vos in de vogelplas is niet nodig en zal naar verwachting
niet nodig worden. Alleen indien zou blijken dat de aanwezigheid van de vos
leidt tot een onaanvaardbare predatie van kwetsbare schaarse broedvogels zoals
lepelaar of purperreiger, kan afschot worden overwogen.]
Exoten
Het komt steeds meer voor dat exoten zich in het wild handhaven en uitbreiden.
We denken aan siereenden, Nijlgans, Canadagans, maar ook verwilderde
boerenganzen. Het zal in veel gevallen niet leiden tot overlast. Problemen
kunnen zich voordoen bij de Canadagans en verwilderde boerengans. Bestrijding
door b.v. het schudden van eieren of wegvangen is niet uitgesloten. Bij
verwilderde boerenganzen moet wel eerst nagegaan worden of er een eigenaar van
is die aansprakelijk gesteld kan worden. De beslissingsbevoegdheid over
bestrijding in overleg met de beheerder en de jachthouder.
Overige fauna
Voor de overige fauna als muizen, ratten en insecten is het niet noodzakelijk om
gerichte maatregelen te treffen
Onderzoek en monitoring fauna
Om de ontwikkelingen te volgen is het noodzakelijk om verschillende biota
regelmatig te inventariseren. Op grond van deze gegevens kan het beheer
bijgesteld worden. Niet alle biota moeten in gelijke mate worden onderzocht.
Binnen de beheer- en onderhoudsbegroting is geen budget beschikbaar voor
monitoring.
Broedvogels
Het aantal broedvogels en met name de doelsoorten, moeten jaarlijks worden
geďnventariseerd. Op particulier initiatief is tot nu toe het gehele gebied
geďnventariseerd. Na de afronding is het niet uitgesloten dat deze
inventarisatie niet meer door 1 persoon is uit te voeren. De beheerscommissie is
verantwoordelijk voor het continueren van het monitoren.
Wintervogels
Wintervogeltellingen dienen 6 maal per winter te worden verricht. Tot nu toe
zijn op particulier initiatief de tellingen verricht. De Beheerscommissie is
verantwoordelijk voor het continueren van de tellingen.
Vissen
Het is wenselijk om de visstand te volgen om te voorkomen dat de plas verbrasemt.
Verbraseming is nadelig voor enkel visetende doelsoorten. In overleg met
deskundigen op het gebied van visstandbeheer zal bekeken worden wanneer en op
welke wijze onderzoek naar de visstand zal plaats vinden. Voor een dergelijk
onderzoek is geen budget binnen het beheer- en onderhoudsbegroting.
Overige fauna
Het uitvoeren van inventarisaties naar overige fauna heeft geen prioriteit. Voor
het opengestelde deel gelden geen beperkingen t.a.v. het uitvoeren van
inventarisaties indien de doelstellingen van de Vogelplas Starrevaart niet
worden gedwarsboomd. Verzoek voor inventarisaties binnen het afgesloten deel
zullen per geval beoordeeld worden. Rapportages van eventuele inventarisaties
gelden als tegenprestatie voor verkregen toestemming.
Samenvatting
De vogelplas Starrevaart is een plaatsvervangend natuurgebied van de
Meeslouwerpolder die door ontzanden zijn betekenis als natuurgebied nagenoeg
heeft verloren. Het beheer van de vogelplas is gericht op een aantal
doelsoorten. Verder zal er rekening gehouden worden met rode-lijstsoorten.
Afstemming met de naastgelegen gebieden is van groot belang en is al deels
uitgevoerd.
Het beheer van de fauna valt binnen randvoorwaarden van enkele nota's over
faunabeheer en jacht. Het standpunt over de jacht voor de vogelplas is
"Geen jacht, tenzij". Ingrijpen in de faunastand moet tot een minimum
beperkt blijven. De uitvoering hiervan berust bij de beheerder en /of door
iemand aan wie de jacht onder zeer strenge voorwaarden wordt verpacht.
Beslissingen hierover worden in samenspraak met de beheerscommissie genomen. De
uiteindelijke verantwoordelijkheid ligt bij de beheerder.
Om de ontwikkelingen te volgen moeten de broed- en wintervogels gemonitord
worden. De uitvoering hiervan gebeurt door vrijwilligers. De provincie is
verantwoordelijk voor de continuering.
Literatuur
1. Notitie vervangend natuurgebied
Leidschendammerhout, L.C.M. Bancken, 4 juni 1995
|