De Tureluur was met een broedbestand van 22 paar in 1988, dalend tot 9
paar in 1994, een opvallend talrijke broedvogel. De soort was in die
jaren vooral te vinden in de graslanden tussen de Kniplaan en de
eerste aanleg van de Vogelplas, zoals te zien op bovenstaande foto.
De soort prefereerde die delen van het terrein die vrij vochtig zijn,
met rijk begroeide slootkanten. Het broedbestand is in de loop der
jaren langzaam geslonken. Net als bij de overige weidevogelsoorten zal
het gewijzigde gebruik van delen van het weidegebied hier debet aan
zijn. Na voltooiing van de Vogelplas Starrevaart is veel geschikte
broedterrein verdwenen. De soort broedt in kleinere aantallen nog
steeds in het gebied, op schaars begroeide, vochtige slikjes.
Buiten het broedbestand is de Tureluur niet talrijk. De soort was
destijds als voorjaarsgast erg algemeen in de Meeslouwerpolder. De
soort mengde zich op de slaapplaats met de Grutto's, in
aantallen tot 250 ex.. Op de Vogelplas treedt dit verschijnsel niet
op.
Na het broedseizoen is de Tureluur weer snel verdwenen. De soort trekt
dan naar de kust. Na juli worden geen aantallen van betekenis meer
gezien. De najaarstrek, die in de Meeslouwerpolder van augustus tot
oktober een piek in de aantallen gaf, is in de grafiek te zien als een
kleine piek in oktober. Het gaat dan slechts om kleine aantallen.
In de winter wordt de soort zelden waargenomen. Er is ?n
winterwaarneming: 26-12-1996: 1 ex. overvliegend.