|
Kluut - Recurvirostra avosetta
De Kluut is onder de broedvogels een pioniersoort. Bij voorkeur bestaat het broedgebied uit kaal en slikkig terrein. Na de realisatie van de eerste fase van de Vogelplas in 1988 was dit biotoop ruim voorhanden en verscheen de soort met 3 broedparen. Bij toenemende begroeiing verdwijnt de soort doorgaans weer. Door graafwerkzaamheden op verschillende plaatsen rond de Vogelplas Starrevaart bleven er echter voor de Kluut geschikte stukken over. Toen uiteindelijk ook deze stukken na 1991 begroeid raakten was de Kluut ook weer snel verdwenen. In 1992 is de soort zelfs in het geheel niet waargenomen.
In 1995 is begonnen met voltooiing van het gebied. De soort verscheen weer met 4 broedparen. In 1996 lag door de lage waterstand de slikplaat geheel droog. Direct vestigde zich daar 17 broedparen. In het jaar daarop was de waterstand veel hoger en lag de slikplaat onder water. De Kluut ontbrak weer als broedvogel. In de jaren erna broedde de Kluut nog zo nu en dan, met maximaal 4 paren.
Buiten de broedtijd is de soort niet erg algemeen, met een maximum van 36 ex. op 2-6-1996. Dit is zeker niet veel in vergelijking met de Meeslouwerpolder eertijds. In de Meeslouwerpolder kwam de soort tot 1985 voor met jaarmaxima wisselend tussen 50 en 300 ex.. De lage aantallen in de Vogelplas hangen direct samen met het ontbreken van grote oppervlakten aan kaal en slikkig terrein.
De Kluut arriveert doorgaans vanaf half maart op de Vogelplas Starrevaart, en blijkt heel snel na het broedseizoen alweer verdwenen. De soort zoekt dan de slikrijke delen van de Oostvaardersplassen of de getijdegebieden in de Delta en de Wadden op. In jaren dat de slikplaat lang droog blijft liggen kan de Kluut lang blijven hangen, tot in november. De aantallen zijn dan wel laag. Er zijn enkele winterwaarnemingen. In 1990 was de soort al vanaf 12-1-1990 present. In 1995 waren 2 ex. aanwezig op 7-12-1995. In 2001 waren 2 ex. aanwezig op 17-12-2001.
Laatste revisie: juli 2002
|
|