Home
English
Introductie
Nieuws
Logboek
Ringen
Avifauna
Excursie
Kalender
Rapporten
Tellen
Pers
Politiek
Beheer
Gastboek
Links


Broedvogels in de Vogelplas Starrevaart en de Meeslouwerplas in 2003

Sjaak Schilperoort & Wouter Plomp

21 januari 2004


Onrust in de broedkolonie op het schelpeneiland, 22-6-2003


Samenvatting

In 2003 zijn de Vogelplas Starrevaart en Meeslouwerplas op broedvogels ge?ventariseerd. Voor de Vogelplas Starrevaart gebeurt dat jaarlijks. De Meeslouwerplas gebeurde dat voor het eerst sinds 1995 weer.

Het waterpeil op de Vogelplas Starrevaart was aan het begin van het broedseizoen in 2003 hoger dan in 2002. De kokmeeuw en visdief konden daardoor niet terecht op de slikplaat, en zochten massaal het schelpeneiland op. Andere pioniersoorten, zoals kluut en kleine plevier, vonden in de zuidwesthoek geschikt droogvallend slik. Dit resulteerde in een totaal aantal broedvogels dat maar iets onder het niveau van het topjaar 2002 lag. De watervogels deden het in het algemeen wat minder. Veel zangvogelsoorten deden het juist erg goed. Door het ontbreken van nat riet is het gebied voor een belangrijk deel van de doelsoorten voor het gebied nog immer niet aantrekkelijk.

In de Meeslouwerplas zijn vooral de riet- en moerasgedeelten geteld. Vergelijking met de inventarisatie van 1995 laat zien dat dit gebied nog altijd waardevol is. Opvallende broedvogelsoorten zijn waterral, snor, ransuil en blauwborst. De krakeend is opmerkelijk talrijk.


Inleiding

De Vogelplas Starrevaart is in 2003 voor het zestiende opvolgende jaar volledig ge?ventariseerd door Sjaak Schilperoort. De Meeslouwerplas is gedeeltelijk ge?ventariseerd door Wouter Plomp. Alle in het wild broedende vogels zijn geteld door middel van het vaststellen van de broedterritoria volgens de BMP-methode van het SOVON.

De inventarisatie van de Vogelplas Starrevaart omvat de Vogelplas Starrevaart zelf, de randbebouwing langs de Vliet en de bosaanplant van Staatsbosbeheer (SBB) ten zuiden van de Vogelplas. De begrenzing wordt gevormd door de Kniplaan, de Vliet, Rijksweg A4 en de zuidelijke begrenzing van de bosaanplant, doorgetrokken tot aan de Vliet. Dit hele gebied is qua oppervlakte en samenstelling goed vergelijkbaar met de Meeslouwerpolder destijds.

De inventarisatie van de Meeslouwerplas concentreerde zich op de natte en met riet begroeide delen aan de noord- en westkant. Dit gebied besloeg ongeveer 25 ha, een strook van ruwweg ?n kilometer lang en 200 meter breed inclusief rietkragen vanaf de Kniplaan naar het noorden tot aan de Weegsloot tussen Vliet en Meeslouwerplas, en een iets kortere strook langs de Kniplaan (noordzijde) tussen Vliet en de autoweg A4. Het gebied bestaat voor een groot deel uit rietland, zowel nat als droog, en wilgenopslag met twee kleine loofbosjes aan de noordzijde bij de Weegsloot en bij de A4.

Broedvogelstand Vogelplas Starrevaart

In de tabel hieronder is het aantal broedparen van 2003 weergegeven, samen met de broedresultaten van de twee voorafgaande jaren.

Tabel 1: broedvogelaantallen in de Vogelplas Starrevaart 2001 t/m 2003. De vaste schaarse broedvogelsoorten zijn cursief weergegeven.
Broedvogels Vogelplas Starrevaart
  '01 '02 '03   '01 '02 '03
dodaars 1 - 1 witte kwikstaart 2 2 3
fuut 21 11 11 winterkoning 28 21 24
geoorde fuut 15 1 2 heggenmus 8 7 12
zwarte zwaan - - 1 roodborst 9 7 8
knobbelzwaan 2 1 1 nachtegaal 1 - 1
canadese gans 1 1 - blauwborst 2 6 8
grauwe gans 105 102 105 merel 21 23 19
nijlgans 11 7 8 zanglijster 3 1 1
bergeend 4 11 9 sprinkhaanzanger 1 1 2
smient 5 - - rietzanger 28 26 32
krakeend 21 22 13 bosrietzanger 8 16 19
wintertaling 1 3 - kleine karekiet 55 77 52
wilde eend 85 68 65 spotvogel - - 2
zomertaling 3 3 6 braamsluiper 1 1 1
slobeend 18 22 16 grasmus 2 3 2
tafeleend 20 17 25 tuinfluiter 6 5 6
kuifeend 50 49 38 zwartkop 7 9 10
rosse stekelstaart 2 6 2 tjiftjaf 8 7 13
bruine kiekendief 1 - - fitis 17 13 15
sperwer 1 - 1 grauwe vliegenvanger 1 - -
buizerd 1 1 1 baardman 1 - -
fazant 10 9 10 staartmees 2 2 2
waterral - - 1 glanskop 1 - 1
waterhoen 30 28 15 pimpelmees 6 9 9
meerkoet 67 38 42 koolmees 13 11 17
scholekster 6 2 1 boomkruiper - - 1
kluut 2 23 11 gaai 4 3 5
kleine plevier 1 7 1 ekster 10 6 7
bontbekplevier - 1 - kauw 7 1 5
kievit 15 8 8 zwarte kraai 4 7 5
tureluur 5 4 1 spreeuw 20 15 25
kokmeeuw 131 198 230 huismus 21 18 19
stormmeeuw 4 4 3 vink 1 2 5
kleine mantelmeeuw 1 - - groenling - 2 -
visdief 2 125 68 putter 3 1 1
houtduif 14 12 21 kneu 1 - -
turkse tortel 1 2 3 rietgors 11 19 25
koekoek 1 2 1        
grote bonte specht 1 2 2 aantal soorten 71 63 67
boerenzwaluw ? 10 ? totaal aantal paren 972 1121 1080

Interpretatie

Zoals vaker wordt de samenstelling van de broedvogelstand be?vloed door de waterstand. In 2003 was deze hoger dan in 2002. De slikplaat viel tijdens het broedseizoen niet droog. Het ontbreken van droogvallend slik heeft geresulteerd in een afname bij de kluut van 23 naar 11, en kleine plevier van 7 naar 1. Beide soorten zochten vooral de zuidoosthoek van de plas op. Een pitrusveld heeft hier plaatsgemaakt voor kaal terrein, omzoomd en afgeschermd door een smalle rietstrook.  Dit bleek een geschikt alternatief. De kluut was ook op het schelpeneiland te vinden.


Kluten in de zuidwesthoek, 26-4-2003

De kokmeeuw en visdief maakten massaal gebruik van het in 2001 aangelegde schelpeneiland als broedplek. Het ging daar om 177 resp. 65 nesten. De kokmeeuw broedde, evenals in voorgaande jaren, ook in het riet aan de noordoostzijde en in mindere mate in de zuidwesthoek. 

De stand van de grauwe gans is al enige jaren stabiel op ruim 100 broedparen. Vlak voor het broedseizoen traden bij deze soort vreemde sterfgevallen op. Ruim 20 dode vogels werden geraapt. Hiervan zijn 3 vogels ter onderzoek opgestuurd naar het DWHC. Onderzoek aan 3 vogels leverde op dat dit alle vrouwtjes waren in heel goede conditie en vlak voor de eileg. Botulisme, vogelpest of vergiftiging werden uitgesloten, maar wat de sterfte dan wel heeft veroorzaakt is niet duidelijk geworden. In de loop van het broedseizoen hield de sterfte op. 

Bij de watervogels, en vooral de eenden, valt op dat veel soorten licht achteruitgaan. Uitzondering is de zomertaling die met  6 broedpaar het maximum tot nu toe bereikte. De geoorde fuut had nog een late vestiging van 2 paar, waarvan 1 succesvol. De zwarte zwaan was met 1 paar het gehele voorjaar aanwezig, en voldeed daarmee aan de BMP-criteria, maar een nest of jongen zijn niet gezien. Van de rosse stekelstaart waren slechts 2 vrouwtjes aanwezig. Beide zijn ook met jongen gezien, maar de jongen zijn net als in 2002 niet groot geworden. Ondanks gebrek aan aanwas is de winterpopulatie stabiel op 15 vogels (voornamelijk mannetjes), vermoedelijk door aanvoer van elders. 

De Provincie Zuid-Holland is van plan de rosse stekelstaart op de Vogelplas Starrevaart af te schieten. Bij de argumentatie om in een natuurgebied te gaan jagen zijn de cijfers over het broeden van de rosse stekelstaart op deze website selectief en misleidend gebruikt. Gezien het gebrek aan broedsucces van de soort op de plas en de continue aanvoer van elders is het een onzinnig voornemen. Het zal onnodig dierenleed veroorzaken, en schade toebrengen aan de stand van de inheemse vogels. Zie ook de aparte  behandeling van de problematiek rondom het voorkomen van de rosse stekelstaart.


Knobbelzwaan voert jongen, 4-6-2003

De buizerd heeft in 2003 eindelijk met zekerheid succesvol gebroed, in de bosaanplant ten zuiden van de Vogelplas. De sperwer was wel het hele broedseizoen aanwezig, maar een nest is niet gevonden.

Vogels van verruigd rietland deden het in 2003 heel goed. De bosrietzanger had met 19 territoria een topjaar, en hetzelfde gold voor de rietgors met 25 territoria. Verder waren er 2 territoria van de sprinkhaanzanger en evenaarde de rietzanger met 32 territoria het topniveau van 1996.

Het verder volwassen worden van de bosaanplant zorgt nog altijd voor langzame verschuivingen in het broedbestand. Soorten als fitis en tuinfluiter hadden een top-periode in 1993-1999, maar zijn sindsdien gehalveerd. Nu bereiken soorten als tjiftjaf en koolmees een piek in het voorkomen. Ook de nachtegaal was in 2003 weer aanwezig met 1 broedgeval, evenals als de glanskop. De grote bonte specht was wederom met 2 territoria aanwezig. Een nieuwe broedvogelsoort voor het gebied is de boomkruiper, met een zeker broedgeval. 

De heggenmus heeft in 2003 met 10 territoria het meest succesvolle jaar tot nu toe gehad, en verscheen ook in het rietland en de bosaanplant. Sinds 1998 waren er weer eens 2 territoria van de spotvogel aanwezig. Er is in 2003 niet naar nesten van de boerenzwaluw gezocht. De soort heeft op 2 plekken met zekerheid gebroed en de aantallen lijken stabiel.

Broedvogelstand Meeslouwerplas

Tabel 1: broedvogelaantallen in de Meeslouwerplas in 1994, 1995 en 2003. De vaste schaarse broedvogelsoorten zijn cursief weergegeven.
Broedvogels Meeslouwerplas
  '94 '95 '03   '94 '95 '03
fuut 15 11 13 heggemus 9 7 10
knobbelzwaan - - 1 roodborst 3 2 7
grauwe gans - - 12 blauwborst 2 - 8
canadese gans - - 1 merel 10 13 14
nijlgans 1 2 15 zanglijster 3 2 3
bergeend - - 2 sprinkhaanzanger 2 1 -
krakeend 4 3 11 snor - - 2
wilde eend 38 26 28 rietzanger 10 8 14
slobeend 1 1 - bosrietzanger 15 17 9
tafeleend 3 3 5 kleine karekiet 64 63 58
kuifeend 9 12 10 spotvogel 1 - -
buizerd - - 1 braamsluiper - 1 -
bruine kiekendief 1 1 1 grasmus - - 5
torenvalk - - 1 tuinfluiter 16 18 4
fazant 8 8 6 zwartkop 5 5 10
waterral - - 1 tjiftjaf 12 12 10
waterhoen 11 7 7 fitis 72 51 30
meerkoet 25 17 19 staartmees 1 - 1
scholekster 2 1 - pimpelmees 5 3 7
kluut - 1 - koolmees 10 9 14
kievit 1 1 - vlaamse gaai - 1 3
tureluur - 1 - ekster 2 1 3
kokmeeuw 2 1 - kauw - - 2
visdief 2 1 - zwarte kraai 2 2 3
houtduif 6 5 4 spreeuw 25 14 2
turkse tortel 2 3 4 huismus 40 30 2
koekoek 3 2 3 vink 2 - 3
ransuil - - 1 groenling 2 1 1
groene specht - - 1 rietgors 9 10 11
grote bonte specht 1 - 2        
witte kwikstaart 1 - - aantal soorten 45 43 50
winterkoning 30 32 28 totaal aantal paren 488 410 413

Interpretatie

De gehele Meeslouwerplas is 110 ha groot. Dit is inclusief de centrale diepe zandwinplas en het zonder boot niet bereikbare noordelijke eiland. Het telbare gebied is 52 ha groot. Dit gehele gebied is tot en met 1995 geteld. Zoals in de inleiding al vermeld is in 2003 slechts een deel van het gebied geteld, ruwweg 35 ha. De telling concentreerde zich op de nog resterende waardevolle delen, zoals de rietvelden langs de Kniplaan en langs de Vliet, zie het onderstaande kaartje.


Het deel van de Meeslouwerplas dat in 2003 op broedvogels is geteld.

Het cultuurland langs de Meeslouwerweg en het hieraan grenzende wilgenbos aan de oostkant van de plas zijn niet geteld. Dit zijn relatief vogelarme delen. Er zullen vooral soorten als koolmees, spreeuw, winterkoning en tjiftjaf zijn gemist. De bebouwing langs de Vliet is slechts summier geteld, wat vooral bij huismus en spreeuw tot onderschatting van de werkelijke aantallen heeft geleid.

De recreatiedruk op en om de Meeslouwerplas is vrij hoog. Tijdens de inventarisatieperiode werd het gehele gebied druk bewandeld vanaf zonsopgang, vaak met honden; vanaf half mei nam ook de vaaractiviteit beduidend toe en scheurden regelmatig 's avonds motorbootjes over de plas die probeerden zo dicht mogelijk bij het verdronken wilgenbos te komen. Ook werd er wel gekampeerd op de oevers, vooral ter hoogte van de uitkijktoren die aan de Kniplaan staat.

De futen broedden in een grote concentratie in het verdronken wilgenbos net ten noorden van de Kniplaan; de nijlganzen zaten vooral op het eiland bij de Weegsloot, terwijl andere ganzen en eenden meer verspreid voorkwamen. De waterral broedde vermoedelijk west van de uitkijktoren. De grote bonte specht broedde in beide loofbosjes, terwijl de groene specht vermoedelijk een territorium net buiten het gebied had, ten noorden van de Weegsloot. 

De ransuil had een roestplaats, waar op 22 februari nog 9 ex. aanwezig waren. Op 25 februari werd 's avonds het "mi-iii" gehoord, waarschijnlijk van een vrouwtje (volgens Mullarney 2000); op 15 maart werden 's ochtends vroeg 2 ex. in dezelfde boom gezien; op 12 april 2 ex. jagend, alle waarnemingen in zelfde gebied tussen Vliet en plas ter hoogte van de laatste huizen; dit was tevens de laatste waarneming.

De bruine kiekendief startte voortvarend met een wijfje dat op 30 maart met een tak landde in het grote rietveld tussen de Vliet en de surfplas. Vervolgens waren er waarnemingen van man, vrouw of beiden maar nooit van meer dan twee individuen. Er zijn geen jonge vogels gezien. De buizerd "miauwde" op 22 maart en 21 april rond zonsopgang op dezelfde plek (dichtbij de Weegsloot) en werd in mei elders in het gebied waargenomen. De torenvalk werd nooit tijdens een inventarisatieronde waargenomen, maar wel werden vier waarnemingen op andere tijdstippen verzameld (soms vanuit de auto vanaf de A4). Havik en sperwer werden beide in april meermalen waargenomen (havik roepend op 25 april 's avonds in bos tussen plas en de A4), maar onvoldoende voor het aannemen van een territorium. 

In april werd regelmatig door een tweetal kluten gefoerageerd in het slik bij de uitkijktoren, maar na 1 mei nog slechts door een enkele kluut, zodat niet tot een territorium mag worden geconcludeerd. Het betrof hier vrijwel zeker broedvogels van de Vogelplas Starrevaart. 

De blauwborst kwam verspreid voor met 5 territoria langs de Kniplaan en 3 in de wilgen en rietvelden langs de Vliet en de surfplas. Kleine karekieten zaten overal waar riet was, met een forse concentratie in het meest zuidwestelijke rietveldje, in de hoek Vliet en Kniplaan. Voor rietzanger gold hetzelfde, maar deze kwam niet voor in de oostelijke rietvelden richting A4. De bosrietzangers zaten verspreid. De snor had tenminste 2, mogelijk zelfs 3 territoria (op 25 en 29 april zong 1 vogel westelijk van de uitkijktoren en 2 vogels in de rietveldjes ten oosten van de uitkijktoren). Rietgorzen waren gelijkmatig verdeeld over alle rietvelden.


Snor langs de Kniplaan, 29-4-2003.

De broedvogels in de tuinen aan de Vliet zijn meegenomen voor zover ze "hoorbaar" waren vanaf de dijk in Vlietland. Er is niet intensief gezocht in de achtertuinen; na een aanvaring met ?n van de bewoners is hier verder vanaf gezien. Dit heeft vrijwel zeker geleid tot ondertelling van met name spreeuwen, kauwen en mussen; dit laatste is jammer aangezien hier in februari nog ringmussen werden gezien, een soort die in de regio vrij schaars wordt.

Vaste schaarse broedvogels

Figuur 1 geeft de ontwikkeling weer van het totaal aantal paren vaste schaarse broedvogels voor de Meeslouwerpolder en de Vogelplas Starrevaart. De vaste schaarse broedvogels zijn gedefinieerd als de soorten die voor 1985 in de Meeslouwerpolder jaarlijks of vrijwel jaarlijks tot broeden kwamen, en die in Zuid- en Noord-Holland tot de vrij schaarse (minder dan 1.000 broedparen) tot zeer schaarse (minder dan 10 broedparen) broedvogels behoren (zie ook notitie Bancken). Deze vaste schaarse broedvogels zijn dodaars, roerdomp, krakeend, zomertaling, wintertaling, tafeleend, bruine kiekendief, torenvalk, waterral, porseleinhoen, engelse gele kwikstaart, sprinkhaanzanger, snor, grote karekiet, braamsluiper en baardmannetje, 16 soorten in totaal. De Vogelplas Starrevaart is aangelegd voor behoud van de riet- en moerasvogels. Onderstaande figuur is derhalve betrokken op genoemde soorten, met uitzondering van torenvalk, engelse gele kwikstaart en braamsluiper.


Figuur 1. Totaal aantal vaste schaarse broedparen in de Meeslouwerpolder en de Vogelplas Starrevaart.

In de figuur is met verticale lijnen het tijdstip gemarkeerd waarop de Meeslouwerpolder onder water is gezet en het tijdstip waarop de Vogelplas is voltooid. Aangegeven is de gemiddelde stand van de vaste schaarse broedvogels van de Meeslouwerpolder in de jaren voor het onder water zetten van het gebied (1981 t/m 1983), te weten 71 paren. Deze stand vormt de norm voor de Vogelplas Starrevaart.

De stand van de vaste schaarse broedvogels verandert weinig. Het ging in 2003 om 6 soorten. Ten opzichte van 2002 verschenen dodaars en waterral, en verdween de wintertaling. Het aantal broedparen (48, norm is 71) bleef vrijwel gelijk. Het aantal paren wordt vooral door de stand van de krakeend en tafeleend bepaald (38 van de 48 paren). Vooral soorten van grotere overjarige rietvelden, zoals roerdomp, bruine kiekendief, snor en grote karekiet, blijven achter of ontbreken.

In 2004 wordt opnieuw een poging gedaan om de vorming van nat rietveld te bevorderen. Dit is een voorwaarde voor om de doelstelling ten aanzien van de vaste schaarse broedvogels te halen.